H3 Schrijfvaardigheid 25: personages


Welkom 
havo 3
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Welkom 
havo 3

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerk bespreken 
  3. Schrijfvaardigheid 25: personages
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Schrijfvaardigheid 25: Personages

Doel: Je leert wat de personages zijn in een verhaal.
 


Slide 4 - Tekstslide

Even kijken wat jullie al weten!
Welk soort personages zijn er in een verhaal?

Slide 5 - Woordweb

Personages
De hoofdpersoon is het belangrijkste personage in het verhaal.

In het verhaal komen ook personages met kleine rollen voor, die noem je bijpersonen.

Als jij je goed in het personage kan verplaatsen, dan identificeer jij je met dat personage.

Slide 6 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Een bijpersoon speelt een minder belangrijke rol in een verhaal.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Waar of niet waar?
In een verhaal krijg je veel informatie van de hoofdpersoon.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Karakteriseren
  • De schrijver wil de personages (mensen of dieren) 'levend' maken (karakteriseren). 

  • Daarvoor gebruikt geeft hij de personages een uiterlijk en een karakter (gedachtes en gevoelens). 
  • Soms zegt het uiterlijk iets over het karakter. Bij typetjes zijn het innerlijk en uiterlijk sterk verbonden (nerd).

Slide 9 - Tekstslide

Uiterlijk 
  • wat je aan de buitenkant kan zien
  • relatie tot andere personages
  • zus / geliefde / buurman / moeder
Innerlijk 
  • kan je aan de buitenkant niet zien
  • gedachten en gevoelens

Slide 10 - Tekstslide

Lees het fragment hiernaast.
Schrijf drie dingen op over het
uiterlijk van Rosa Hubermann.

Slide 11 - Open vraag

Type
  • snel herkenbaar
  • uiterlijk kenmerk
  • overdrijving eigenschap


Karakter
  • meerdere kanten
  • innerlijk ook belangrijk
  • maakt vaak ontwikkeling door

Slide 12 - Tekstslide


Cruella de Vil

101 Dalmatiërs
A
karakter
B
type

Slide 13 - Quizvraag


Harry Potter
A
karakter
B
type

Slide 14 - Quizvraag


The Joker

Batman
A
karakter
B
type

Slide 15 - Quizvraag

Lees het fragment hiernaast.
Leg uit of je de ik-persoon
meer een karakter of een type vindt.

Slide 16 - Open vraag

Hoe omschrijf je een personage?
Door de belangrijkste eigenschappen te noemen: 
  • uiterlijk
  • geslacht 
  • leeftijd
  • karakter
  • hobby's 

Slide 17 - Tekstslide

Als in een boek of film een typische 'nerd' voorkomt,
hoe ziet die er dan uit?

Slide 18 - Open vraag

Helden
  • krijgshaftig (dapper, strijdlustig) en slim
  • hebben (vaak) superkrachten
  • zijn een voorbeeld voor anderen
  • hebben kracht, moed, doorzettingsvermogen
  • hebben een hulpje of raadsman
Schurken 
  • tegenpool van de held
  • ze zijn slecht: in- en ín slecht
  • in een verhaal overwint het goede (de held) meestal het kwade

Slide 19 - Tekstslide

Wat is GEEN kenmerk van een held?
A
krijgshaftig
B
slim
C
aardig
D
superkrachten

Slide 20 - Quizvraag

Maar helden zijn niet perfect...
  • Ze zijn soms wat onbezonnen, ongeduldig of wraakzuchtig
  • Ze hebben vaak een achilleshiel... 

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een achilleshiel, als je het figuurlijk gebruikt?
A
een blessure bij voetbal
B
een zwakke plek, waar je kwetsbaar bent
C
je sterke kant, je talent
D
je hart (waar je het hardst geraakt kan worden)

Slide 22 - Quizvraag

Vaak hebben helden...
 
een (geheim) wapen

of een (geheim) groot talent 



Slide 23 - Tekstslide

Schurken hebben vaak typerende kenmerken.
Geef een uiterlijk en een innerlijke eigenschap van Voldemort (Harry Potter).

Slide 24 - Open vraag

Anti-held
  • beetje sullige, sukkelige held
  • bijv. onhandig, oenig type 
  • niet: het tegenovergesteld van een held, want dat is de schurk)

Slide 25 - Tekstslide

Is Ron (Harry Potter) een anti-held?
Leg je antwoord uit.

Slide 26 - Open vraag

Wat voor soort personages zijn er in een verhaal?
Geef antwoord in volledige zinnen!

Slide 27 - Open vraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les:
  • Huiswerk: -
  • Meenemen: leesboek, laptop, schrift en pen
  • Programma: schrijfvaardigheid 26: perspectief 

Slide 28 - Tekstslide