Voorzetselvoorwerp

Voordat we gaan beginnen...
Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je boeken op tafel

Leg je huiswerk (de 4 zinnen van Teams) op de hoek van je tafel
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voordat we gaan beginnen...
Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je boeken op tafel

Leg je huiswerk (de 4 zinnen van Teams) op de hoek van je tafel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen uit je leesboek

10 minuten
in stilte

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen uit je leesboek

Grammatica zinsdelen
Weet je het nog?
Huiswerk nakijken
Uitleg voorzetselvoorwerp
Huiswerk  maken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je het nog?
  • Persoonsvorm
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Naamwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerkend voorwerp
  • Bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het voorzetselvoorwerp

Het voorzetselvoorwerp (vzv) begint altijd met een voorzetsel.

Het voorzetselvoorwerp is een combinatie van een voorzetsel met een zelfstandig werkwoord of een naamwoordelijk gezegde.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp

Een voorzetselvoorwerp (vzv):

- begint met een voorzetsel (in, op, tijdens, na etc.)

- het voorzetsel kun je (bijna niet) vervangen door een ander voorzetsel

- het voorzetsel hoort bij een vast werkwoord

- heeft vaak een figuurlijke betekenis


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kun je zelf een werkwoord bedenken
waar een vast voorzetsel bij hoort?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Verschil bwb en vzv


Hij wacht op zijn vriendin. -- vzv

Hij wacht op de stoep. -- bwb


Bij een bwb:

- geeft het voorzetsel een precieze plaats of tijd aan

- kun je het vaak vervangen door een ander voorzetsel



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling?
Een zinsdeel dat met een voorzetsel begint welke je niet uit de zin
kunt weghalen, is altijd een voorzetselvoorwerp. Behalve als het
zinsdeel een plaats aangeeft, dan is het een bijwoordelijke bepaling.

Bijvoorbeeld
 Zij wacht op haar vriendinnen (voorzetselvoorwerp).
Zij wacht op het schoolplein (bijwoordelijke bepaling).

Slide 11 - Tekstslide

De betekenis van het voorzetsel is in een voorzetselvoorwerp altijd figuurlijk. Je staat niet letterlijk 'bovenop' je vriendinnen te wachten.
De betekenis van het voorzetsel in een bijwoordelijke bepaling is wel letterlijk.

Het lijdend en meewerkend voorwerp kunnen ook met een voorzetsel beginnen, maar deze zijn niet verplicht in de zin (je kunt ze weghalen).
Wil jij je ontfermen (over de nieuwe brugklassers)?
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze klas heeft altijd erg veel plezier (in het tekenlokaal).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn klasgenoten hebben wel vertrouwen (in hun mentor).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij voetbalden vroeger altijd (op straat).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De rode brandweerauto staat (voor ons huis)
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij hangt erg (aan zijn moeder).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik reken dat wel uit (op de achterkant van het luciferdoosje).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De docent Nederlands heeft geen medelijden (met leerlingen die niet leren).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voorzetselvoorwerp in de zin?

Ze heeft gisteren een abonnement op haar favoriete tijdschrift afgesloten.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voorzetselvoorwerp in de zin?

De politie waarschuwde hem voor de laatste keer.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vrijdag 24 november
pv - ond - wg/ng - lv - mv - vzv - bwb

a. De Duitse auto-industrie ondervindt veel hinder van de wereldwijde handelsperikelen.
b. Kiki Bertens heeft zich maandag eenvoudig geplaatst voor de tweede ronde van de Australian Open.
c. De minister wil zich allereerst richten op het verbeteren van fietspaden langs drukke wegen.
d. Acht mensen hebben in de Franse plaats Rennes tijdens de jaarwisseling urenlang vastgezeten op ruim 50 meter hoogte in een kermisattractie.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies