Tabellen en grafieken

Tabellen en grafieken
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tabellen en grafieken

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Je kunt een afstand,tijd-diagram tekenen en aflezen.
  • Je kunt snelheden bepalen uit afstand, tijd-grafieken.

Slide 2 - Tekstslide

Informatie uit een stroboscopische foto

Slide 3 - Tekstslide

Een afstandstabel maken
Een afstandstabel geeft iets meer overzicht. Je hebt wel 2 informatiestukken nodig.
  1. hoeveel tijd tussen de lichtflitsen
  2. Hoe groot is de afstand op de foto in werkelijkheid.

Om de afstand gelijk te weten is er meestal ook een meetlat aanwezig

Slide 4 - Tekstslide

Afstandstabel
TIJD
AFSTAND (cm)
A
0
B
0.5
C
1.0
D
1.5
E
2.0
F
2.5
G
3.0

Slide 5 - Tekstslide

Afstandstabel
TIJD
AFSTAND (cm)
A
0
0
B
0.5
3
C
1.0
10
D
1.5
21.5
E
2.0
37
F
2.5
56.5
G
3.0
80

Slide 6 - Tekstslide

Van tabel naar afstand-tijd diagram
Regels van een diagram
1. altijd titels bij de assen
2.de titel bestaat uit een grootheid en een eenheid
3.de assen hebben altijd een schaalverdeling

Diagrammen tekenen altijd met potlood

Slide 7 - Tekstslide

Van tabel naar afstand tijddiagram
Gegevens
TIJD
AFSTAND (cm)
A
0
0
B
0.5
3
C
1.0
10
D
1.5
21.5
E
2.0
37
F
2.5
56.5
G
3.0
80

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat staat bij een afstand-tijd-diagram altijd op de horizontale as?
A
Afstand
B
Tijd

Slide 10 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde om een grafiek te maken.
1.
2.
3.
4.
Zet de punten in het diagram.
Teken de grafiek (de lijn).
Teken een assenstelsel.
Zet de grootheden en eenheden bij de juiste as. En maak een regelmatige schaalverdeling.

Slide 11 - Sleepvraag

Slide 12 - Tekstslide

Grafiek aflezen
Afgelegde afstand
Op een plaats-tijddiagram of (x,t)-diagram kun je de afgelegde afstand s aflezen. Op het (x,t)-diagram van een rollende bal lees je af dat de bal na 2,0 s 37 cm gerold heeft.

Je noteert op welke plaats de beweging is begonnen en op welke plaats de beweging is geëindigd. Het verschil tussen die twee waarden is de afgelegde afstand. De plaats waar de beweging begonnen is, noem je het referentiepunt voor de beweging. Je berekent de afgelegde afstand ten opzichte van dat referentiepunt. De plaats van het eindpunt (80 cm) is dan de afgelegde afstand.



Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video