Het zeeklimaat komt in een groot deel van Europa voor. Kenmerken: het hele jaar door neerslag en gematigde temperatuur. In de winter komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
Het Middellandse Zeeklimaat, in het zuiden van Europa, is gemiddeld iets warmer en in de zomer veel droger.
loofboomgordel
Is het in de winter niet kouder dan gemiddeld -3 graden C, dan groeien en loofbomen, zoals eiken en beuken. Dit is de loomboomgordel van de gematigde breedte.
Slide 6 - Tekstslide
Nederland
Spanje
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Gebieden waar per jaar bijna geen neerslag valt kennen een
droog klimaat.
Slide 9 - Tekstslide
Ook dit is Spanje
Slide 10 - Tekstslide
Landklimaat
Ver van de kust neemt de invloed van de zee af. De gemiddelde zomertemperatuur gaat omhoog en de gemiddelde wintertemperatuur gaat naar beneden. De gemiddelde wintertemperatuur van het landklimaat ligt lager dan -3 ºC. In de zomer is het gemiddeld warmer dan 10°C.
De overgang van het zeeklimaat naar het landklimaat gaat geleidelijk.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Toendraklimaat
Gebieden op hoge breedte waar de gemiddelde temperatuur in de winter beneden -10°C is en het in de zomer niet warmer wordt dan 10°C, hebben een toendraklimaat. Er groeien mossen, grassen en lage struiken.
naaldboomgordel / taiga
De naaldboomgordel of taiga is een gebied waar bijna alleen naaldbomen groeien. In de winter is het gemiddeld kouder dan -3 graden C. Bij deze koude temperaturen kunnen de meeste loofbomen niet overleven.
boomgrens
Als het in de winter kouder is dan gemiddeld -3 graden C en in de zomer is het niet warmer dan gemiddeld 10 graden C, dan groeien er geen bomen meer. Die zomertemperatuur is de boomgrens. Vanaf de boomgrens begint de toendra.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Leerdoelen
Deze les leer je:
Wat de kenmerken zijn van de belangrijkste klimaten van Europa: