4.3 Leenstelsel

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

4.2 Leenstelsel

Eerste 

stand

Tweede

stand

Derde

stand

Sleep het persoon bij de juiste stand

Boer

Koning

Monnik

Ridder

Paus

Burger

Leerdoel

• Aan het einde van de les kan je het leenstelsel beschrijven.

Karel de Grote

Frankische Rijk van 

Karel de Grote

Leenstelsel

• Leenheer: Heer die zijn grond uitleent
• Leenmannen of Vazallen: Leent de grond van de leenheer
  Leenmannen waren adel of geestelijk
• Achterleenman: Leent een stuk grond van de leenman

Feodalisme = Leenstelsel

• Leenheer: Heer die zijn grond uitleent
• Leenmannen: Leent de grond van de leenheer
  Leenmannen waren adel of geestelijk
• Vazal: Trouw aan de koning
  Ridder of schrijver
• Achterleenman: Leent een stuk grond van de leenman

Belasting

Leenheer

Boer

Achterleenman

Leenman

Dood van een Leenman

• Adel -> vaak naar kinderen

Dood van een Leenman

• Adel -> vaak naar kinderen

Dood van een Leenman

• Adel -> vaak naar kinderen
• Geestelijken ->  terug naar de koning

Versplintering

• Leenmannen zagen de grond als hun bezit ->
  Leenheer had minder invloed
• Leenmannen & vazallen komen afspraken niet na
• Leenmannen werden rijker en machtiger dan Leenheer

Woensdag 16 april:

Tekst lezen 4.3

M. Mindmap tot 4.3 af

Wat is een standenmaatschappij?

1. Iedereen in de samenleving is gelijk
2. De maatschappij is ingedeeld in groepen
3. Er waren verschillende groepen op gebied van werk
4. Er waren verschillende groepen met elk zijn eigen plaats en taak

Hoeveel standen zijn er in een standenmaatschappij?

1. 5
2. 3
3. 4
4. 6

De eerste stand in de standenmaatschappij is die van de

1. Adel
2. Boeren
3. Geestelijken
4. Burgers

Wat was geen stand uit de standenmaatschappij?

1. Adel
2. Geestelijken
3. Boeren
4. Handelaar

De koning was in het leenstelsel de ...

1. Leenheer
2. Leenman
3. Achterleenman

Wat is het leenstelsel?

1. Het in leen geven van gebieden in ruil voor hulp
2. Gebieden uitlenen om eten te krijgen
3. Leenman leent gebied aan de leenheer om te helpen
4. Belasting betalen en dan een stuk grond ontvangen

Wat is een nadeel van het leenstelsel?

1. Het geleende land werd door de leenman als eigendom gezien
2. De koning had te weinig land om uit te lenen
3. Er waren te weinig leenmannen
4. Na Karel de grote verdween het leenstelsel

Wat is een klooster?

1. Een soort kerk
2. Een plaats waar de koning woont
3. Een plaats waar monniken wonen
4. Een onderdeel van een domein

Wie wonen er in een klooster ?

1. de pastoor
2. de monnik
3. de abt
4. de bisschop

Wat gebeurde er NIET in een klooster?

1. Er werden boeken gekopieerd
2. Er werden kinderen gedoopt
3. Er werd onderwijs gegeven
4. Er werd zieken verzorgd

Tekst lezen 4.3

Mindmap tot 4.3 af

Wat zijn 2 dingen die je vandaag hebt geleerd

Tekst lezen 4.3

Mindmap tot 4.3 af