A2-5 Grammatica 6 WS: Koppelwerkwoord (en hww en zww)

Leerdoelen
  • Ik kan het koppelwerkwoord in een zin vinden.
  • Ik kan het zelfstandig werkwoord in een zin vinden.
  • Ik kan het hulpwerkwoord in een zin vinden.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  • Ik kan het koppelwerkwoord in een zin vinden.
  • Ik kan het zelfstandig werkwoord in een zin vinden.
  • Ik kan het hulpwerkwoord in een zin vinden.

Slide 1 - Tekstslide

Waar vind ik dit?
Cursus 5
§6
blz. 216

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog over het zelfstandig werkwoord?

Slide 3 - Woordweb

Wat weet je nog over het hulpwerkwoord?

Slide 4 - Woordweb

Werkwoord
  • Geeft aan wat het onderwerp in de zin doet.
  • Geeft de actie in de zin aan.




Hij bouwt een huis.
Koppelwerkwoord
  • Geeft aan wat het onderwerp is of wordt.
  • Maakt een koppeling met een eigenschap/toestand.
  • Staat gelijk aan een vorm van 'is'.

Ik word blij van de zon.

Slide 5 - Tekstslide

Koppelwerkwoord
  • Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan een eigenschap of kenmerk.
  • Er zijn negen koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen.
  • Een werkwoord is alleen een koppelwerkwoord als:
  1. Het één van de negen koppelwerkwoorden is.
  2. het te vervangen is door een ander koppelwerkwoord uit het rijtje.


Slide 6 - Tekstslide

Koppelwerkwoord

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordsoorten
Hulpwerkwoord (hww): Elke zin met meer dan 1 ww heeft een hww
Zelfstandig werkwoord (zww): zegt wat iemand/iets doet of overkomt. In WG.
Koppelwerkwoord (kww): koppelt een eigenschap aan iets of iemand.

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoordsoorten
Hulpwerkwoord: nooit alleen, altijd mét een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord.
Zelfstandig werkwoord: kan alleen in de zin staan, of met een een hulpwerkwoord. 
Koppelwerkwoord: kan alleen in de zin staan, of met een hulpwerkwoord.

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoorden
Zin met één ww: zww of kww
 De zon schijnt.
hww helpt het gezegde te maken:
De vlogger leek zijn populariteit te verliezen.
kww koppelt een eigenschap aan iemand of iets:
Hij schijnt vlogger te zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Sinterklaas heeft gisteren kadootjes gekocht.

Heeft =
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 11 - Quizvraag

De laatste cadeautjes zijn vanochtend ingepakt.

Ingepakt =
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 12 - Quizvraag

Sinterklaas is enorm blij dat het niet meer regent.

Is =
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 13 - Quizvraag

Sinterklaas is enorm blij dat het niet meer regent.

regent =
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Dieuwertje Blok werd gisterenavond in het zonnetje gezet.

Werd =
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 15 - Quizvraag

De kajuit van de pakjesboot bleef de hele dag gesloten.

Bleef =
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 16 - Quizvraag

Ozosnel was een beetje teleurgesteld dat hij de daken niet op kon, maar liet dat niet blijken.

Was =
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag, keuze:
  • Extra uitleg over werkwoorden.
  • Aan de slag met opdrachten.

Slide 18 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Maak (online): Cursus 5. Grammatica
§6 zww, kww, hww
opdr.  1, 2, (3), 4 


Ben je klaar?
1. Verder lezen in je leesboek.
2. Na overleg: zelf werken (Cursus 2).


Slide 19 - Tekstslide