Kies uit: infinitief (inf), persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt), persoonsvorm verleden tijd (pvvt), voltooid deelwoord (vd), onvoltooid deelwoord (od), bijvoeglijk naamwoord (bn)
Die gekookte worteltjes lust ik niet. bn
Lachend at ze haar lolly. od
Ik heb worteltjes gekookt. vd
Ik kook de worteltjes. pvtt
Ik kookte de worteltjes pvvt