In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Lezen hoofdstuk 1-3
Slide 1 - Tekstslide
vorige les
Herhalen:
tekstdoelen
indeling tekst
Slide 2 - Tekstslide
Dit zijn tekstdoelen
A
informeren, amuseren, overtuigen, activeren
B
kranten, tv, social media
C
artikelen, moppen, recepten
D
overtuigen, bemoeien, vertellen
Slide 3 - Quizvraag
Tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 5 - Quizvraag
Tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 6 - Quizvraag
2.3 Lezen
Lesdoel:
verwijswoorden
signaalwoorden: tegenstelling en voorbeeld
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Open vraag
Vul het goede verwijswoord dat op de puntjes moet komen te staan in in het antwoordvlak. Plaats na elk verwijswoord een komma.
Merle heeft een glas laten vallen. ...... brak in honderden stukjes. ........ vader baalde van de rommel. .......vond dat ........ het zelf moest opruimen.
Vul de verwijswoorden in!
verwijswoorden
verwijswoorden
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 15 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo
Slide 16 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeelden?