Erfelijkheid en Evolutie

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Chromebook, JdW-map, etui 
  • Lessonup open & vul code in
  • Malmberg.nl open voor je opdrachten
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Chromebook, JdW-map, etui 
  • Lessonup open & vul code in
  • Malmberg.nl open voor je opdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.
Erfelijkheid en Evolutie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Erfelijke Eigenschappen

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

      Leerdoelen
3.1.1 Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is.(R)


3.1.2 Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen.(T1 + T2)

Slide 4 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Chromosoom en gen
Gen

De stukjes DNA die samen de informatie voor een erfelijke eigenschap bevatten.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Allel
Variant van een gen; elk gen bestaat uit twee allelen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Genotype & 2. Fenotype
1. De informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme; alle genen in een celkern samen (kan je niet veranderen)

2. Alle eigenschappen van een organisme. (kan je veranderen)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak van 3.1

1, 2, 4, 5 & 6

Slide 11 - Tekstslide

6. Actieve verwerking

De docent maakt expliciet hoe de 
leerstof actief verwerkt dient te worden.  
De docent heeft gemodelleerd. De leerlingen gaan nu actief inoefenen.
Er is hier ruimte voor verlengde instructie. 

De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. 

De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Hoeveel chromosomen bevat elke lichaamscel?
A
23
B
50
C
46
D
48

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar liggen de chromosomen in de cel?
A
In de mitochondriën
B
In het cytoplasma
C
In het endoplasmatisch reticulum
D
In de celkern

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bevat DNA?
A
Zuurstof voor weefsels
B
Informatie voor erfelijke eigenschappen
C
Energie voor beweging
D
Voeding voor cellen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat noem je de stukjes DNA voor eigenschappen?
A
Gen
B
Proteïne
C
Celkern
D
Chromosoom

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het als een gen 'uit' staat?
A
Het gen groeit
B
Het gen wordt niet gebruikt
C
Het gen is actief
D
Het gen is beschadigd

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel allelen heeft elk gen?
A
Vier allelen
B
Twee allelen
C
Drie allelen
D
Één allel

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een variant van een gen?
A
Een allel
B
Een chromosoom
C
Een genoom
D
Een fenotype

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat noem je de informatie van erfelijke eigenschappen?
A
Fenotype
B
Chromosomen
C
Genotype
D
Allelen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaat het genotype?
A
Bij bevruchting van eicel en zaadcel
B
Bij celdeling
C
Bij groei
D
Bij mitose

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verandert je genotype gedurende je leven?
A
Soms door mutaties
B
Ja, bij elke celdeling
C
Ja, verandert constant
D
Nee, blijft hetzelfde

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een fenotype?
A
DNA-structuur
B
Genotype
C
Haarstijl
D
Oogkleur

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat beïnvloedt je fenotype?
A
Slechts genotype
B
Leefstijl
C
Omgeving
D
Ouderdom

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke kinderen hebben hetzelfde genotype?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies