argumentatieschema's havo 5

Welkom lieve mensen
Pak je spullen:

1. Schrift + pen
2. log in op Lessonup
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom lieve mensen
Pak je spullen:

1. Schrift + pen
2. log in op Lessonup

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat argumentatieschema's zijn.
  • Je leert dat er zes verschillende argumentatieschema's zijn.
  • Je weet waarom je argumentatieschema's moet kennen.
  • Je kunt de verschillende schema's herkennen in de argumentatie.

Slide 2 - Tekstslide

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 3 - Quizvraag

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 4 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend argument?
Jehova's getuigen mogen niet langer in het openbaar nieuwe leden werven, want deze mensen vallen anderen alleen maar lastig!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 6 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend argument?
Je zou eens een boek moeten lezen, er gaat een wereld voor je open!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 7 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend argument?
Het is beter om geen vlees te eten want heel veel dieren lijden pijn voordat ze gedood worden voor de vleesindustrie.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 8 - Quizvraag

1

Slide 9 - Video

Greta gebruikt voornamelijk
A
feitelijke argumenten
B
waarderende argumenten

Slide 10 - Quizvraag

tegenwerping, weerlegging, tegenargument
Tegenwerping: aangeven dat je niet met de tegenpartij eens bent.
 
Weerlegging: beargumenteren waarom je het niet eens bent. Je probeert zijn argumenten te ontkrachten.

Tegenargument: beargumenteren waarom je het niet eens bent met het standpunt.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Geef jouw tegenargument/ tegenwerping

Slide 13 - Open vraag

Ik houd van middelgrote honden.
Ik heb een Friese stabij
Speelse honden
achter stok aan rennen
want
dus

Slide 14 - Tekstslide

Hoe heet deze structuur?
A
onderschikkend/keten
B
nevenschikkend onafhankelijk
C
enkelvoudig
D
combinatie onderschikkend/nevenschikkend

Slide 15 - Quizvraag

enkelvoudige argumentatie
Ik ben zo ziek als een hond
Ik heb 38,5 graden koorts

Slide 16 - Tekstslide

Geef je tegenwerping of tegenargument

Slide 17 - Open vraag

Wat is het standpunt in opdracht 5?
A
1 (op wereldranglijst gestegen)
B
2 (Spanje wegtikken)
C
3 (prima WK)
D
4 (derde plaats)

Slide 18 - Quizvraag

gestegen op wereldranglijst
Nederland speelde een prima WK
Spanje wegtikken
niemand had derde plaats verwacht
Nevenschikkend onafhankelijke argumentatie

Slide 19 - Tekstslide

Ik heb niets met de barbecue
duurt te lang
koekenpan vijf keer sneller
tuin blauw van de rook
100 Kcal per hamburger
sauzen dikmakers
tuin blauw van de rook
je eet vaak goedkoop vlees
Combinatie nevenschikkend onafhankelijk en onderschikkend

Slide 20 - Tekstslide

De alcoholjongerenwet is een slecht uitvoerbare wet.
Driekwart van de steden controleert niet of amper
slecht 350 opsporingsambtenaren
werken gedeeltelijk parttime 
onderschikkend/ ketenargumentatie

Slide 21 - Tekstslide

Volgens mij is ze geschikt voor deze functie
vijf jaar relevante werkervaring
benodigde opleiding
beschikking communicatieve vaardigheden

Slide 22 - Tekstslide

Hoe noem je deze argumentatiestructuur?
A
enkelvoudig
B
onderschikkend
C
nevenschikkend onafhankelijk
D
nevenschikkend afhankelijk

Slide 23 - Quizvraag

Ik kan niet kiezen wat ik moet herkansen.
3,8 voor wiskunde voor 8%
4,2 voor Nederlands voor 16%
Nevenschikkend afhankelijk

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht
Welke strookjes horen bij elkaar? 

Tip: je kunt 6 groepen maken.

Wat is de overeenkomst?


Slide 25 - Tekstslide

Wat heb je aan argumentatieschema's?
Een argumentatieschema geeft je meer inzicht in de argumentatie.

Als je argumentatieschema's kunt herkennen, kun je iemand betrappen op het onjuist gebruik van deze schema's--> ongeldige argumentatie/ drogredenen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Het Nederlands verloedert want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 28 - Quizvraag

Als Jett Rebel volgend jaar optreedt op Lowlands gaan we zeker weer naar het festival. Vorige keer was hij ook top.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van autoriteit
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 29 - Quizvraag

Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die er op wijzen: last van vermoeidheid, hartkloppingen, duizeligheid, oorsuizingen en hoofdpijn.
A
argumentatie op basis van autoriteit
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 30 - Quizvraag

Het wordt warmer op aarde en dat komt door het broeikaseffect.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 31 - Quizvraag

Suiker blijkt veel ongezonder dan onverzadigd vet te zijn. Het Voedingscentrum presenteert dit in zijn nieuwe Schijf van Vijf en biedt alternatieven.
A
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
B
argumentatie op basis van autoriteit
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 32 - Quizvraag

Huiswerk
Maak de oefening bij de argumentatieschema's (vraag 1 t/m 15)

Slide 33 - Tekstslide

Greta gebruikt vooral...
A
Waarderende argumenten
B
Feitelijke argumenten

Slide 34 - Quizvraag