In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Herhaling Thema 2
Basisstof 1 t/m 4
Slide 1 - Tekstslide
Thema 2: Organen en cellen
Basisstof 1: Organen van dieren
Basisstof 2: Organen van planten
Basisstof 3: Weefsels
Basisstof 4: Cellen
Slide 2 - Tekstslide
Basisstof 1
Organen van dieren
-Je kunt de organen noemen van dieren
- Je kent de orgaanstelsels
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Torso met organen
Slide 5 - Tekstslide
Torso
Slide 6 - Tekstslide
Welk onderdeel van het torso wordt aangegeven met nummer 7
A
Long
B
Dunne darm
C
Maag
D
Milt
Slide 7 - Quizvraag
Hoe heet het orgaan rechts- onder het donker bruine orgaan?
A
Lever
B
Maag
C
Long
D
Alvleesklier
Slide 8 - Quizvraag
Dit is een orgaan van de mens. Tot welk orgaanstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het ademhalingsstelsel
B
Tot het bloedvatenstelsel
C
Tot het verteringsstelsel
D
Tot het zenuwstelsel
Slide 9 - Quizvraag
Van groot naar klein:
timer
0:30
A
orgaan, organisme, orgaanstelsel, weefsel, cel
B
organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel
C
cel, weefsel, orgaan, orgaanstelsel, organisme
D
cel, orgaan, weefsel, orgaanstelsel, organisme
Slide 10 - Quizvraag
De organen van een vrouw
Sleep de namen van deorganen naar de juiste plek
timer
1:00
Darmen
Maag
Hart
Nieren
Hersenen
Lever
Longen
Baarmoeder
Slide 11 - Sleepvraag
Afbeelding 5 geeft schematisch een dwarsdoorsnede van de buikholte van de mens weer.
Met welk nummer is een nier aangegeven?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
D
nummer 4
Slide 12 - Quizvraag
Is dit de linker nier of de rechter nier?
A
Links
B
Rechts
Slide 13 - Quizvraag
Bij welk orgaanstelsel hoort het afgebeelde orgaan?
A
Verteringsstelsel
B
Ademhalingsstelsel
C
Spierstelsel
D
Zenuwstelsel
Slide 14 - Quizvraag
De lever wordt beschermd door het borstbeen en de ribben.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quizvraag
B2: Organen van planten
Je kunt de bouw en functie van wortels, stengels en bladeren beschrijven.
Je kunt orgaanstelsels van planten noemen met hun functie.
Slide 16 - Tekstslide
Organen van planten
organen van planten:
wortels, stengels en bladeren
Slide 17 - Tekstslide
Organen in planten
Bloem voor voortplanting
Stengel voor stevigheid en transport
Blad voor fotosynthese
Wortel voor opname water
Slide 18 - Tekstslide
Zijn bloemen organen van planten?
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quizvraag
Organen van planten zijn:
A
hart - stengel - wortel
B
maag - hart - long
C
long - maag - stengel
D
stengel - wortel - blad
Slide 20 - Quizvraag
Planten hebben ook organen.
Sleep de organen naar de juiste functie.
Transport van stoffen.
Voedsel maken (fotosynthese).
Water en voedingsstoffen uit de grond opnemen.
Stengels
Wortels
Bladeren
Slide 21 - Sleepvraag
Noem alle 3 de functies van de wortels:
timer
1:00
timer
1:00
Slide 22 - Open vraag
Hoe noem je de witte pluisjes op een wortel?
A
Zijwortels
B
Wortelharen
C
Stengel
D
Schimmel
Slide 23 - Quizvraag
Sommige planten zijn heel goed aangepast aan een droog milieu. Welke eigenschappen hebben deze planten?
A
Groot wortelstelsel
+ kleine bladeren
B
Klein wortelstelsel
+ kleine bladeren
C
Groot wortelstelsel
+ grote bladeren
D
Klein wortelstelsel
+ grote bladeren
Slide 24 - Quizvraag
Is de plant in de afbeelding een houtachtige of een kruidachtige plant.
A
Kruidachtige plant
B
Houtachtige plant
Slide 25 - Quizvraag
Het vatenstelsel van een plant vervoert glucose van de wortels naar de andere delen van de plant.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quizvraag
Welk onderdeel van het blad mist bij een bladskelet?
A
Nerven
B
Bladschijf
C
Bladsteel
D
Bladmoes
Slide 27 - Quizvraag
B3: Weefsels
Je weet dat een organisme bestaat uit cellen.
Je kunt weefsels van mensen en planten noemen met hun functie.
Slide 28 - Tekstslide
Weefsel
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie noem je een weefsel.
Organen zijn opgebouwd uit weefsels
Slide 29 - Tekstslide
Weefsels
Slide 30 - Tekstslide
Kraakbeen weefsel
Been/bot weefsel
Slide 31 - Sleepvraag
Een weefsel is een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 32 - Quizvraag
Welk type weefsel zie je op het plaatje?
A
Kraakbeenweefsel
B
Zenuwweefsel
C
Beenweefsel
D
Spierweefsel
Slide 33 - Quizvraag
In de afbeelding is een microscopische tekening te zien van een deel van een plant. Stelling 1. In deze tekening zijn meerdere cellen te zien. Stelling 2. In deze tekening is slechts één weefsel te zien.
A
Beide stellingen zijn juist.
B
Alleen stelling 1 is juist.
C
Alleen stelling 2 is juist.
D
Geen van beide stellingen is juist.
Slide 34 - Quizvraag
Wat was de functie van een huidmondje?
A
Het opnemen van koolstofdioxide en afgeven van zuurstof
B
Het opnemen van water en het afgeven van koolstofdioxide
Slide 35 - Quizvraag
B4: Cellen
Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies.
Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun functies.
Slide 36 - Tekstslide
dierlijke cel
alle dieren hebben dezelfde soort cellen: dierlijke cellen.
de vorm kan wel verschillen maar de onderdelen zijn hetzelfde.
Slide 37 - Tekstslide
Plantaardige cel
Slide 38 - Tekstslide
Plastiden
Plastide = korrel
Bladgroenkorrels
Kleurstofkorrels
Zetmeelkorrels
Slide 39 - Tekstslide
Dierlijke en plantaardige cellen
Alleen plantaardige cellen
Bladgroenkorrel
Celkern
Celwand
Celmembraan
Celplasma
Vacuole
Slide 40 - Sleepvraag
Is dit een plantaardige cel of een dierlijke cel?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
Slide 41 - Quizvraag
Zijn in cel A plastiden aanwezig?
A
nee
B
ja, een kleurstofkorrel
C
ja, een bladgroenkorrel
D
ja, een zetmeelkorrel
Slide 42 - Quizvraag
Welke onderdelen heeft een plantencel wel en een dierlijke cel niet?
A
Celkern, bladgroenkorrels, cytoplasma
B
Bladgroenkorrels, celmembraan, vacuole
C
Bladgroenkorrels, celwand, vacuole
D
Bladgroenkorrels, vacuole, celkern
Slide 43 - Quizvraag
Als een tomaat rijp wordt, welke verandering vindt dan plaats?
A
Zetmeelkorrels worden kleurstofkorrels
B
Bladgroenkorrels worden zetmeelkorrels
C
Kleurstofkorrels worden bladgroenkorrels
D
Bladgroenkorrels worden kleurstofkorrels
Slide 44 - Quizvraag
Als een tomaat rijpt gebeurt er iets met de kleur, hij gaat namelijk van een groene naar een rode kleur. Een type plastide verandert in een andere type plastide.