Nederlands 3.2 herhaling les 2 13-9

Nederlands
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Dit gaan we doen
  • Herhalen van de grammatica van thema 2 en 3   

Slide 3 - Tekstslide

Dit ga je leren
  • Wat een lidwoord is.
  • Wat een zelfstandig naamwoord is.
  • Wat een bijvoeglijk naamwoord is.
  • Wat een werkwoord is.

Waarom gaan we dit leren?

Slide 4 - Tekstslide

Terug naar thema 2
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Welk lidwoord kun je altijd gebruiken?

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 7 - Quizvraag

Kun je een voorbeeld geven van een zelfstandig naamwoord?

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 9 - Quizvraag

Welk bijvoeglijk naamwoord past bij banaan?

En welke bij school?

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 11 - Quizvraag

Naar thema 3
werkwoord

Slide 12 - Tekstslide

Weet jij nog een werkwoord?

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 14 - Quizvraag

Tijd voor een korte quiz!

Slide 15 - Tekstslide

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de

Slide 16 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 17 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het werkwoord?
A
snapt
B
de
C
leerling
D
slimme

Slide 18 - Quizvraag

Dit weet je nu
  • Wat een lidwoord is.
  • Wat een zelfstandig naamwoord is.
  • Wat een bijvoeglijk naamwoord is.
  • Wat een werkwoord is.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide