In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Nederlands
Fictie
Slide 1 - Tekstslide
Fictie en non-fictie?
Soorten verhalen?
Hoofdpersonen?
Slide 2 - Tekstslide
Welk boek heb jij voor het laatst gelezen?
Slide 3 - Open vraag
Noem een boek wat je klasgenoten echt moeten gaan lezen.
Slide 4 - Open vraag
Fictie of non-fictie
Wat betekent dit?
Wat is het verschil?
Slide 5 - Tekstslide
Fictie of non-fictie
Fictie betekent verzonnen. Een schrijver heeft een verhaal bedacht. De personen uit het verhaal bestaan niet echt en de gebeurtenissen in het verhaal zijn niet echt gebeurd.
Non-fictie betekent niet verzonnen. Een schrijver schrijft over personen die echt bestaan en gebeurtenissen die echt gebeurd zijn.
Slide 6 - Tekstslide
Welk boek is non-fictie?
A
Knolpower
(Een boek van Enzo knol over zijn leven als vlogger.)
B
Spijt
(Een boek van Carry Slee over een jongen die gepest wordt.)
Slide 7 - Quizvraag
Realistisch
Wat betekent dit woord?
Wat heeft dat met boeken te maken?
Slide 8 - Tekstslide
Realistisch
Sommige verhalen zijn verzonnen, maar wel realistisch. Dat wat er in het verhaal gebeurt, zou in het echt ook kunnen gebeuren.
Bijvoorbeeld het boek Spijt van Carry Slee. In dit verhaal wordt een jongen gepest. Dit is een geloofwaardig, realistisch verhaal.
Andere verhalen zijn verzonnen, maar niet realistisch. Dat wat er in het verhaal gebeurt, kan in het echt niet gebeuren.
Bijvoorbeeld een verhaal waarin dieren met elkaar praten. Dat is niet geloofwaardig.
Slide 9 - Tekstslide
Welke van de volgende boeken zijn realistisch?
A
Razend (Carry Slee)
B
Donald Duck
C
Harry Potter (J.K. Rowling)
D
Hoe overleef ik de brugklas? (Francine Oomen)
Slide 10 - Quizvraag
Verhaalsoorten/genre
Hiernaast zie je verschillende soorten verhalen.
Sommige boeken kunnen wel bij twee soorten horen.
Bijvoorbeeld de Donald Duck. Dit zou je een dierenverhaal, maar ook een humoristisch verhaal kunnen noemen.
Slide 11 - Tekstslide
Welke verhaalsoorten/genres zijn vaak fantasieverhalen?
Slide 12 - Open vraag
Lees onderstaand fragment
'Hij wil Maartje van alles vragen over de stad, maar dan dringt ineens tot hem door wat ze nog meer zei en hij vraagt: ‘Waarom woon je daar niet meer?’
Maartje legt de Jodenster op haar hand, strijkt die zorgvuldig glad en schuift de ster voorzichtig terug in de doos. ‘Ik moet hier blijven tot de oorlog voorbij is. Maar niemand mag weten dat ik Joods ben, anders word ik hier weggehaald door de moffen en naar Duitsland gebracht. En dan gaan oom Bart en tante Berb de gevangenis in.'
Slide 13 - Tekstslide
In welke tijd speelt dit fragment zich af en waaraan herken je dat?
Slide 14 - Open vraag
Hoofdpersonen
Wat kun je zeggen van de hoofdpersonen/-persoon in een verhaal? Wat weet je van de hoofdpersoon als je een boek leest?
Slide 15 - Tekstslide
Hoofdpersonen
De hoofdpersoon is de belangrijkste persoon in een verhaal.
Van hem of haar kom je heel veel te weten:
wat voor karakter ze hebben: slim, jaloers, eigenwijs, enz;
hoe ze eruit zien: kleur haar, soort kleding, enz;
wat ze denken en voelen;
hoe ze met problemen omgaan.
Slide 16 - Tekstslide
Karakter van personen
Wat is het "karakter" van een persoon? Welke woorden gebruik je om dit te omschrijven?
Slide 17 - Tekstslide
Karakter van personen
Als je het karakter van personen in verhalen wilt omschrijven, kun je bijvoorbeeld de volgende woorden gebruiken: