Welk begrip past bij de volgende omschrijving? Een opleiding of cursus volgen waarin je leert voor een baan.
A
arbeidsverdeling
B
fulltimebaan
C
scholing
1 / 18
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Welk begrip past bij de volgende omschrijving? Een opleiding of cursus volgen waarin je leert voor een baan.
A
arbeidsverdeling
B
fulltimebaan
C
scholing
Slide 1 - Quizvraag
Lees de volgende zinnen. Wie is de werkgever? Kies het juiste antwoord.
A
Johannes is eigenaar van een grote ijssalon.
B
Felix is beveiliger bij een mediabedrijf.
C
Emir werkt als verkoper in een grote autozaak.
Slide 2 - Quizvraag
Tot hij werkloos werd, werkte Marnix via het arbeidsbureau bij een bouwbedrijf. Na drie maanden werkloosheid heeft hij via het UWV een tijdelijke baan gevonden in een timmerwerkplaats. Van wie krijgt Marnix zijn salaris?
A
Van de overheid.
B
Van de timmerwerkplaats.
C
Van het uitzendbureau.
Slide 3 - Quizvraag
Waarvoor geeft de Arbeidstijdenwet regels?
A
Voor werk- en rusttijden.
B
voor het minimum (jeugd)loon.
C
Voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.
Slide 4 - Quizvraag
Wat is geen arbeidsvoorwaarde?
A
het loon
B
aantal werkuren per week
C
soort werk
Slide 5 - Quizvraag
wat is een vacature?
A
een baan waar iemand voor wordt gezocht
B
aanbod van arbeid
C
vraag naar arbeid
Slide 6 - Quizvraag
wat doe je als je gaat solliciteren?
A
je biedt salaris aan voor arbeid
B
je baan opzeggen
C
je laat het bedrijf weten dat je graag de baan wilt
Slide 7 - Quizvraag
waar uit bestaat de arbeidsmarkt?
A
uit mensen die werk zoeken
B
uit alle mensen die werk zoeken en al werken
C
uit mensen die werken
Slide 8 - Quizvraag
hoeveel uren moet je minimaal werken bij een voltijdbaan?
A
36
B
40
C
32
Slide 9 - Quizvraag
het contract stopt per 31-12-2022... hier is sprake van een..
A
vaste baan
B
tijdelijke baan
C
deeltijdbaan
Slide 10 - Quizvraag
peter is leidinggevende op de groente afdeling van de jumbo peter is....
A
werknemer
B
werkgever
C
manager
Slide 11 - Quizvraag
wat betekent CAO?
A
christelijke arbeidsovereenkomst
B
collectieve avond overeenkomst
C
collectieve arbeids overeenkomst
Slide 12 - Quizvraag
een CAO gaat over....
A
over individuele afspraken
B
afspraken over arbeidsvoorwaarden
C
afspraken over bedrijfsregels
Slide 13 - Quizvraag
wat is nettoloon?
A
Het loon dat je met je werk verdient
B
Het loon wat daadwerkelijk wordt uitbetaald
C
het loon dat in je contract staat
Slide 14 - Quizvraag
je zit in je proeftijd en het opzegtermijn is 14 dagen. je wilt stoppen, wanneer kan dit?
A
Op ieder moment binnen je proeftijd
B
14 dagen mag niet volgens de wet. Het is altijd 30 dagen.
C
Als je het nu aangeeft binnen 14 dagen
Slide 15 - Quizvraag
welke uitkering krijg je als je werkloos bent geworden?