Media

Oefentoets hoofdstuk 1 tm 3
Media
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets hoofdstuk 1 tm 3
Media

Slide 1 - Tekstslide

1. Maak de zin af.

Communicatie:

A
vindt alleen plaats als je met iemand praat.
B
B is altijd tweezijdig.
C
is het doorgeven en ontvangen van informatie.
D
is een ander woord voor massamedia.

Slide 2 - Quizvraag

2. Jacobien leest een mooi boek van Carrie Slee uit de bibliotheek. Wie of wat is de zender in deze situatie?
A
Jacobien.
B
Het boek.
C
Carrie Slee.
D
De bibliotheek.

Slide 3 - Quizvraag

3. Jacobien leest een mooi boek van Carrie Slee uit de bibliotheek. Wie of wat is het medium in deze situatie?
A
Jacobien.
B
Het boek.
C
Carrie Slee.
D
De bibliotheek.

Slide 4 - Quizvraag

4. Welke twee voorbeelden horen bij het begrip non-verbale communicatie?
A
Gebarentaal en symbolen.
B
Twitteren en verkeersborden.
C
Foto’s en krantenadvertenties.
D
Vloeken en schilderijen.

Slide 5 - Quizvraag

5. Wat is een voorbeeld van tweezijdige communicatie?
A
Een e-mail.
B
Een telefoongesprek.
C
Een boek.
D
Een toespraak door de koning.

Slide 6 - Quizvraag

6. Wat is een belangrijk kenmerk van massacommunicatie?

A
Het gaat om meerzijdige communicatie.
B
De informatie is voor iedereen bedoeld.
C
Een (medium) middel is niet noodzakelijk.
D
Het gaat om verbale communicatie.

Slide 7 - Quizvraag

7. ………… en ………. zijn voorbeelden van massamedia.
Welke woorden zijn weggelaten?
A
Een appje; een verkeersbord.
B
Een dagboek; een tijdschrift.
C
Een krant; een verjaardagskaart.
D
Een flyer; een website.

Slide 8 - Quizvraag

Je bent als ontvanger kritisch over media.
A
objectief
B
informatiesamenleving
C
mediawijsheid
D
traditionele media

Slide 9 - Quizvraag

1. Kwaliteitskranten en populaire kranten staan hieronder door elkaar. Wat zijn twee kwaliteitskranten?
A
De Telegraaf en Trouw.
B
NRC en de Volkskrant.
C
Metro en het AD.
D
Het AD en de Volkskrant.

Slide 10 - Quizvraag

2. Kwaliteitskranten en populaire kranten staan hieronder door elkaar. Wat zijn twee populaire kranten?
A
Trouw en de Volkskrant.
B
NRC en De Telegraaf.
C
NRC en het AD.
D
De Telegraaf en het AD.

Slide 11 - Quizvraag

3. Je vindt ……………. vaak in een kwaliteitskrant, maar minder vaak in een populaire krant.

Welk nieuws is hier weggelaten?
A
sportnieuws.
B
nieuws over criminaliteit.
C
politiek nieuws.
D
amusementsnieuws.

Slide 12 - Quizvraag

5. Commerciële omroepen hebben als doel om geld te verdienen. Een voorbeeld van een commerciële omroep is:
A
de VARA.
B
de KRO.
C
RTL.
D
de TROS.

Slide 13 - Quizvraag

7. Er zijn commerciële omroepen en publieke omroepen. Wat is het belangrijkste verschil?

Publieke omroepen:
A
hebben als doel geld te verdienen.
B
krijgen al hun geld uit reclame-inkomsten.
C
ontvangen geld van de overheid.
D
zenden geen reclame uit.

Slide 14 - Quizvraag

7. Er zijn commerciële omroepen en publieke omroepen. wat is het belangrijkste doel van Publieke omroepen:
A
Informeren
B
geld verdienen
C
reclame uitzenden
D
amuseren

Slide 15 - Quizvraag

Je kiest zelf wat je wilt zien en wilt horen.
A
filterbubbel
B
selectieve waarneming
C
algoritmes
D
on-demand economie

Slide 16 - Quizvraag

Stel, je bekijkt voor een vakantie een aantal filmpjes op YouTube over de kust van Frankrijk. Je krijgt daarna alleen nog maar suggesties voor filmpjes die ook over de kust van Frankrijk gaan. Hoe wordt dit ook wel genoemd?
A
filterbubbel
B
selectieve waarneming
C
massacommunicatie
D
on-demand economie

Slide 17 - Quizvraag

In de huidige tijd maken mensen elke dag gebruik van verschillende apparaten om met elkaar in contact te blijven. Ze versturen berichten, delen foto’s en video’s, en zoeken informatie op het web. Welk woord past bij de bovenstaande tekst:
A
on-demand economie
B
selectieve waarneming
C
algoritmes
D
Informatiemaatschappij

Slide 18 - Quizvraag

Een groep mensen met gemeenschappelijke kenmerken
A
redactie
B
sociale media
C
medium
D
doelgroep

Slide 19 - Quizvraag

Vaak leer je bewust of onbewust, iets van de informatie die je via media ontvangt.
A
informatieve functie
B
educatieve functie
C
opiniërende functie
D
amuserende functie

Slide 20 - Quizvraag

Door de media te volgen kun je je eigen mening vormen over maatschappelijke onderwerpen.
A
informatieve functie
B
educatieve functie
C
opiniërende functie
D
amuserende functie

Slide 21 - Quizvraag

De onderwerpen waarmee de politiek zich bezighoudt:
A
controle- of waakhondfunctie
B
censuur
C
politieke agenda
D
pluriformiteit

Slide 22 - Quizvraag

Het volgen en controleren van de politici door de media noemen we ook wel:
A
controle- of waakhondfunctie
B
socialiserende functie
C
pluriformiteit
D
politieke agenda

Slide 23 - Quizvraag

De media zorgt ervoor dat er gepraat en geschreven wordt over de onderwerpen die wij belangrijk vinden. Daardoor weet de politiek wat er speelt onder de mensen. Dit is de ..........van de media
A
controle- of waakhondfunctie
B
informerende functie
C
amuserende functie
D
agenda functie

Slide 24 - Quizvraag

EE
Einde van de oefentoets!
Gefeliciteerd!

Slide 25 - Tekstslide