TV1 - Les 4

Spelling
mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
blz. 108
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling
mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
blz. 108

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
* Nakijken huiswerk.
* SO opgeven over H1+H3 (meervoud, leestekens, hoofdletters).
* Uitleg H4.
* Oefenen H4.

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken
Blz. 82.

Verbeter in je schrift!

Slide 3 - Tekstslide

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
Over woordgeslacht, lidwoorden en verwijswoorden

Slide 4 - Tekstslide

Kies het juiste lidwoord!

... jongen
A
de
B
het

Slide 5 - Quizvraag

Kies het juiste lidwoord!

... kerk
A
de
B
het

Slide 6 - Quizvraag

Kies het juiste lidwoord!

... huis
A
de
B
het

Slide 7 - Quizvraag

Kies het juiste lidwoord!

... bal
A
de
B
het

Slide 8 - Quizvraag

Kies het juiste lidwoord!

... blik
A
de
B
het

Slide 9 - Quizvraag

Woordgeslacht
  • Zelfstandige naamwoorden: fiets, boom, huis, ...
  • Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
  • Heeft meestal niets te maken met de betekenis van het woord!
Opzoeken in het woordenboek
  1.  Pak je woordenboek erbij.
  2.  Blader naar het goede woord.
  3.  Kijk naar de letter die achter het woord staat: dat is het woordgeslacht.
m = mannelijk
 v  = vrouwelijk
 o  = onzijdig

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het woordgeslacht?
etui (het; o; meervoud: etuis)
1. koker, foedraal, omhulsel: een etui voor schrijfgerei
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het woordgeslacht?
kop.te.le.foon (de; m; meervoud: koptelefoons
1. twee door een verende hoofdband verbonden telefoons
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig

Slide 12 - Quizvraag

Kies het goede verwijswoord!

De appel ... ik gisteravond at.
A
die
B
dat

Slide 13 - Quizvraag

Kies het goede verwijswoord!

... klasgenootje heeft gespijbeld.
A
Deze
B
Dit

Slide 14 - Quizvraag

Kies het goede verwijswoord!

De oplader ... ik laatst kocht, is stuk.
A
die
B
dat

Slide 15 - Quizvraag

Ik weet hoe ik het woordgeslacht kan vinden in het woordenboek.
A
Ja!
B
Nee, ik heb nog extra uitleg nodig.

Slide 16 - Quizvraag

Ik kan het juiste verwijswoord kiezen.
A
Ja!
B
Nee, ik heb nog extra uitleg nodig.

Slide 17 - Quizvraag

Verwijswoorden
Als je het woordgeslacht weet, kun je het juiste verwijswoord kiezen!

Mannelijk   = de                    deze / die    
Vrouwelijk  = de                    deze / die
Onzijdig      = het                  dit / dat






Voorbeelden:
1.  Meisje (o)                              Het meisje dat daar loopt, is mijn beste vriendin.
2. Pen (v)                                   De pen die ik laatst zocht, heb ik teruggevonden.
3. Laptop (m)                           Deze laptop is stuk.

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!                        Blz. 108
Maak: Opdracht 1+2.

Klaar? Lezen in leesboek.

Slide 19 - Tekstslide