1F ch5 semaine 21

Préparation
Log in op lessonup.app                                 

Sur la table
-chromebook
-cahier d'activités B
-stylo
-weekplanner
timer
2:00
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Préparation
Log in op lessonup.app                                 

Sur la table
-chromebook
-cahier d'activités B
-stylo
-weekplanner
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

chapitre 5
Entre copains

Slide 2 - Tekstslide

Entre copains
  • Ik kan beschrijven wat ik afgelopen weekend heb gedaan
  • ik weet hoe je de passé composé maakt



Slide 3 - Tekstslide

Phrases-clés C
  • Tu as passé un bon weekend?
  • Heb je een leuk weekend gehad?

Slide 4 - Tekstslide

Phrases-clés C
  • Oui, j'ai regardé un film avec Simon.
  • Ja ik heb een film gekeken met Simon

Slide 5 - Tekstslide

Phrases-clés C
  • C'est qui, Simon?
  • Wie is dat, Simon?

Slide 6 - Tekstslide

Phrases-clés C
  • C'est mon copain.
  • Dat is mijn vriend.

Slide 7 - Tekstslide

Phrases-clés C
  • Tu as quel âge?
  • Hoe oud ben jij?

  • J'ai treize ans.
  • Ik ben 13 jaar.

Slide 8 - Tekstslide

Phrases-clés C
  • Mon anniversaire, c'est le 13 mars
  • Ik ben op 11 maart jarig

Slide 9 - Tekstslide

Phrases-clés C
  • Tu as passé un bon weekend?
  • Heb je een leuk weekend gehad?

Slide 10 - Tekstslide

Phrases-clés C
  • Oui, j'ai regardé un film avec Simon.
  • Ja ik heb een film gekeken met Simon

Slide 11 - Tekstslide

Phrases-clés C
  • C'est qui, Simon?
  • Wie is dat, Simon?

Slide 12 - Tekstslide

Phrases-clés C
  • C'est mon copain.
  • Dat is mijn vriend.

Slide 13 - Tekstslide

Phrases-clés C
  • Tu as quel âge?
  • Hoe oud ben jij?

  • J'ai treize ans.
  • Ik ben 13 jaar.

Slide 14 - Tekstslide

Phrases-clés C
  • Mon anniversaire, c'est le 13 mars
  • ik ben op 11 maart jarig

Slide 15 - Tekstslide

aujourd'hui
samen: blok D opdr. 17abc
zelfst:  18 + 19 


Huiswerk: 3 juni
M: blok D (online)
herhaal: werkwoord avoir
Planning:
week 22: 28 mei  SO A,B
week 25: toets chapitre 5
(= toetsweek)  ABCDEFG
week 26: schrijfopdracht

Slide 16 - Tekstslide

16a (p.23)
  1. Tu as quel âge?
  2. Tu habites où?
  3. Tu es en quelle classe?
  4. Tu as passé un bon weekend?
  5. Avec qui?
  6. C’est qui?





Slide 17 - Tekstslide

16a (p.23)
  1. Tu as quel âge?                                        J'ai 12 / 13 ans
  2. Tu habites où?                                          J'habite à La Haye
  3. Tu es en quelle classe?                         Je suis en 1F / cinquième
  4. Tu as passé un bon weekend?          Oui, j'ai joué au foot 
  5. Avec qui?                                                     Avec Simon / Sophie
  6. C’est qui?                                                     C'est mon copain /                                                                                          C'est ma copine





Slide 18 - Tekstslide

Tu as quel âge?

Slide 19 - Open vraag

Tu habites où?

Slide 20 - Open vraag

Tu es en quel classe?

Slide 21 - Open vraag

Tu as passé un bon weekend?

Slide 22 - Open vraag

Avec qui?

Slide 23 - Open vraag

Blok D p.24
le passé composé = voltooide tijd

Die gebruik je om te zeggen dat je iets hebt gedaan

J'ai regardé un film avec Simon

Slide 24 - Tekstslide

C'est qui?

Slide 25 - Open vraag

aujourd'hui
Zelfstandig blok D

Klaar: leren voor SO

L: voca A, B




Planning:
week 22: SO A,B
week 25: toets chapitre 5
(= toetsweek) ABCDEFG
week 26: schrijfopdracht  

Slide 26 - Tekstslide

aujourd'hui
Zelfstandig blok D
A t/m D af?
Slim stampen voca A,B + D




Planning: 
week 23:  so voca A,B
week 24: toets chapitre 5
(= toetsweek)  

Slide 27 - Tekstslide

LES NOMBRES

LUISTER , LEES MEE  en herhaal
Exercice 9b:  les nombres de 70 à 100

page 16

Slide 28 - Tekstslide

Les nombres de 70 à 100
70 - soixante-dix
       71= soixante et onze
   80= quatre-vingts
          90= quatre-vingt-dix
              91 = quatre-vingt-onze
                      92=quatre-vingt-douze etc
                    100=cent, 200 = deux cents


Slide 29 - Tekstslide

LE PASSÉ COMPOSÉ 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Ken je het werkwoord avoir nog?

Slide 33 - Tekstslide

je
tu
il/elle
nous
vous
ils/elles

ai

as

a

avons

avez
ont

Slide 34 - Sleepvraag

Wat is een passé composé?
De passé composé is hetzelfde als in het Nederlands de V.T.T.
Oftewel: onderwerp + vorm van zijn of hebben + voltooid deelwoord.
Bijvoorbeeld: ik heb gelopen / wij hebben gefietst / zij hebben gegeten

In het Frans is de passé composé (V.T.T.): 
onderwerp + vorm van avoir of être + voltooid deelwoord

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

De passé composé
bestaat uit 2 delen:

1: Hulpwerkwoord avoir 

2: Voltooid deelwoord

Slide 37 - Tekstslide

Hoe maak je een passé composé?
STAPPENSCHEMA

Slide 38 - Tekstslide

STAP 1
Gebruik het hulpwerkwoord avoir met de juiste vervoeging (in de juiste vorm).

Bijvoorbeeld:
Tu (regarder)... Tu as regardé
Vous (manger)... Vous avez mangé
Jean et Pierre (acheter) Jean et Pierre ont acheté

Slide 39 - Tekstslide

STAP 2
Maak het voltooid deelwoord 

Je werkwoord eindigt op -er: haal -er weg, zet er é voor in de plaats.
Bijvoorbeeld: regarder --> regarder --> regard --> regardé

Slide 40 - Tekstslide

SAMENVATTING
  1. Kies de juiste vervoeging van avoir
  2. Maak zelf het voltooid deelwoord als je werkwoord op -er eindigt. 

Slide 41 - Tekstslide

Elle (regarder, passé composé) un film sur Netflix
A
a regardé
B
est regarder
C
est regardé
D
est regardée

Slide 42 - Quizvraag

Elles... (parler)
(passé composé)
A
ont parlé
B
sont parlé
C
sont parler
D
ont parlées

Slide 43 - Quizvraag

Ils (envoyer =verzenden, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait

Slide 44 - Quizvraag