9.5 Alcohol en drugs 25-01-2021

Wat gaan we doen in deze les?
Uitleg
Opdrachten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen in deze les?
Uitleg
Opdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Welke genotmiddelen ken je allemaal?

Slide 2 - Woordweb

Welke genotmiddelen ken je allemaal?
Genotmiddel = product waardoor je je lekker gaat voelen.
Voorbeelden:
- alcohol                                    - chocola en suiker
- sigaretten                             - cocaine 
- wiet                                          - heroine
- xtc
- lachgas
- koffie

Slide 3 - Tekstslide

Welke soorten drugs ken je allemaal?

Slide 4 - Woordweb

Ik ken iemand die wel eens drugs heeft gebruikt
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 5 - Quizvraag

Ik ken iemand die zeer regelmatig drugs gebruikt
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 6 - Quizvraag

Wat kunnen redenen zijn waarom iemand drugs gaat gebruiken?

Slide 7 - Woordweb

Wat zijn drugs?
Drugs beïnvloeden de werking van je lichaam, vooral het zenuwstelsel.

De verschillende effecten van drugs:
  • Stimulerende middelen: Zorgen dat je zenuwstelsel sneller werkt (zoals xtc).
  • Verdovende middelen: Laat je zenuwstelsel juist langzamer werken (zoals alcohol en heroïne).
  • Bewustzijnsveranderende middelen: Beïnvloeden de werking van je hersenen (zoals lsd en paddo's).

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is waar?
A
Drugs zijn altijd illegaal
B
Je kunt drugs overal kopen als je 18 jaar bent
C
In Nederland mag je alle drugs op zak hebben.
D
Drugs hebben invloed op de werking van je hersenen.

Slide 10 - Quizvraag

Drugs die gedoogd worden zijn..
A
Hasj
B
Cannabis
C
Weed
D
XTC

Slide 11 - Quizvraag

Heb je thuis weleens gepraat over drank en drugs?
A
Ja, over beide
B
Ja, alleen over alcohol
C
Nee
D
Ja, alleen over drugs

Slide 12 - Quizvraag

Van blowen word je rustig, dus kun je beter opletten in de klas.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Van blowen word je rustig, dus kun je beter opletten in de klas. 

Blowen versterkt je stemming.
Blowen zorgt er juist voor dat je niet goed kunt opletten en dat het geheugen niet zo goed werkt. 
Logisch nadenken wordt juist moeilijker.

Slide 14 - Tekstslide

Je mag autorijden als je een joint hebt gerookt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Je mag autorijden als je een joint hebt gerookt. 

De wet zegt dat je na het roken van een joint niet mag deelnemen aan het verkeer; je bent dan onder invloed van drugs.
Je mag dus ook niet fietsen, want ook dan neem je deel aan het verkeer. Datzelfde geldt ook voor alcohol. 

Slide 16 - Tekstslide

Verdovende middelen
Opwekkende middelen
Bewustzijnsveranderende middelen
GHB
XTC
Paddo's
Wiet
Hasj
Speed
Cocaine
Lachgas

Slide 17 - Sleepvraag

Maak opdracht 1 t/m 11 van 9.5
Klaar? Kies uit:
- Opdrachten nakijken
- Werken aan je samenvatting

Slide 18 - Tekstslide