16-3-2022

Heute
  • Wiederholung
  • Grammatik - Verben
  • An die Arbeit - Schreibe einen Brief 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Heute
  • Wiederholung
  • Grammatik - Verben
  • An die Arbeit - Schreibe einen Brief 

Slide 1 - Tekstslide

Vul het juiste vraagwoord in: ______ spielt Fußball? - Anton, Johnny und Maria spielen Fußball.
A
wer
B
wo
C
wann
D
was

Slide 2 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in: _________ Note hast du in Deutsch? - Ich habe eine 10
A
wer
B
wo
C
welche
D
wann

Slide 3 - Quizvraag

Vul het vraagwoord in: _______ kommst du? - Ich komme aus Dänemark.
A
wo
B
woher
C
wohin
D
wer

Slide 4 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in: ________ machst du in deiner Freizeit? - Ich spiele Klavier.
A
wo
B
was
C
wer
D
wann

Slide 5 - Quizvraag

Vul het juiste werkwoord in: Ich _________ heute frei.
A
habe
B
hast
C
hat
D
habt

Slide 6 - Quizvraag

Vul het juiste werkwoord in: Die Tante ____________ in Spanien geboren.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 7 - Quizvraag

Vul het juiste werkwoord in: Wir _________ oft Roblox.
A
spiele
B
spielt
C
spielst
D
spielen

Slide 8 - Quizvraag

Vul het juiste werkwoord in: Wann _________ ihr angekommen?
A
bist
B
sind
C
seid
D
sein

Slide 9 - Quizvraag

Vul het juiste werkwoord in: Herr Meyer, ____________ Sie die Noten?
A
hast
B
hat
C
habt
D
haben

Slide 10 - Quizvraag

Vul het juiste werkwoord in: Was _________ du trinken?
A
möchte
B
möchtest
C
möchtet
D
möchten

Slide 11 - Quizvraag

Vul het juiste werkwoord in: Warum __________ wir schon wieder zu spät?
A
sind
B
sein
C
seid
D
seit

Slide 12 - Quizvraag

Hoe zeg je: beste Anna?

Slide 13 - Open vraag

Vertaal: Hoe gaat het met jou?

Slide 14 - Open vraag

Vertaal: mijn hobby's zijn voetbal en basketbal

Slide 15 - Open vraag

Vertaal: mijn lievelingseten is patat

Slide 16 - Open vraag

Vertaal: Waar is de school?

Slide 17 - Open vraag

Grammatica - werkwoorden
  1. Pak de stam van een werkwoord-> hele ww - (e)n
  2. Bepaal wie het doet -> ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie
  3. Ze de uitgang achter de stam
 
ich = stam + e
du = stam + st
er/sie/es = stam + t
wir = stam + (e)n
ihr = stam + t
sie/Sie = stam + (e)n

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de stam: machen

Slide 19 - Open vraag

Wat is de stam: kommen

Slide 20 - Open vraag

Wat is de stam: sprechen

Slide 21 - Open vraag

Wat is de stam: regeln

Slide 22 - Open vraag

Wat is de stam: tun

Slide 23 - Open vraag

Wat is de juiste vorm: ich
A
spielen
B
spielt
C
spiele
D
spielst

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm: du
A
mach
B
macht
C
machen
D
machst

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm: er
A
tanzt
B
tanzst
C
tanzen
D
tanze

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm: wir
A
regel
B
regelen
C
regelt
D
regeln

Slide 27 - Quizvraag

Schreibe einen Brief
Schrijf op een los blaadje een brief aan Maria.
  • Groet Maria
  • Vraag hoe het met haar gaat en vertel dat het met jou goed gaat.
  • Vraag wat haar lievelingseten en drinken is en vertel wat jouw lievelingseten en drinken is.
  • Sluit af.
Lever de brief in.

Slide 28 - Tekstslide