Kernsymptomen:
Beperkingen sociale communicatie en interactie
Repetitief gedrag en specifieke interesses
Bijzondere verwerking van zintuigelijke prikkels
Term autisme in 1912 voor eerst gebruikt; bij beschrijving in zichzelf gekeerde schizofrenie ptn. Later ook bij kinderen beschreven door psychiater en kinderarts Asperger in 1944. Overeenkomstige kenmerken waren:
Gebrek aan inlevingsvermogen, weinig vaardigheden om vriendschappen te sluiten, eenzijdige conversatie, enorme belangstelling voor bepaalde zaken en onhandige bewegingen. Gedacht werd dat de moeder-kind relatie veroorzakend was, erg triest voor deze moeders… Pas in jaren 80 opvolging door dr. Wing.
Autisme kan zich op verschillende manieren en gradaties uiten. Om die reden wordt er gesproken over een spectrum aan stoornissen. In DSM zijn er subtypen, maar vaak wordt ook de subtypering van dr. Wing gebruikt.
Autisme is een pervasieve ontwikkelingsstoornis; het kan beperkingen opleveren in allerlei gradaties tijdens alle levensfasen en op alle levensterreinen. Heeft invloed op persoonlijke als maatschappelijke functioneren. Vaak hun gehele leven afhankelijk van anderen. Geen 2 personen met ASS zijn hetzelfde. Toch veel overeenkomsten:
1 Beperkingen in sociale interactie en communicatie
2 Herhalende, stereotiepe patronen in gedrag, belangstelling en activiteiten
Om de classificatie (Niet diagnose!) te krijgen, moet aan beide worden voldaan.
Daarbij moet het aanwezig zijn/ symptomen zichtbaar zijn in vroege kindertijd én moet het leiden tot duidelijke beperkingen in het functioneren.
3 ernsttypes in de DSM V en specifiers om het op individueel niveau te kunnen beschrijven. Denk hierbij aan aanwezigheid van verstandelijke beperking of comorbiditeit. Vanaf DSM V is het mogelijk om dubbele diagnose te stellen.
Andere aan autisme verwante stoornissen:
1 HFA – hoog-functionerend autisme
2 Multi-complexe ontwikkelingsstoornis
3 Non verbale leerstoornis
Prevalentie: geen recente cijfers in Ned. Wel duidelijke stijging in aantallen; door:
Eerdere herkenning
Betere diagnostiek
Verruiming criteria bij DSM IV (wel weer smaller bii DSM V…)
MOGELIJK: toename complexiteit maatschappij… groter risico op vast lopen door de hoge verwachtingen en snelle dynamische omgeving
Oorzaken: 90% genen, 10% omgevingsinvloeden gedurende zwangerschap. Hoeft niet perse erfelijk te zijn, kan ook een mutatie zijn.
Comorbiditeit:
Tot 70% heeft ten minste 1x depressie of dysthymie
Ook ADHD, eetstoornissen of persoonlijkheidsproblemen komen voor
Er zijn sterke aanwijzingen dat suicidaliteit (gedachten aan, poging tot of geslaagde poging) vaker voorkomt. Reden nog niet duidelijk; gedacht wordt dat aantal factiren meespelen (Joiner et al, 2005)
Langdurig gepest worden
Diep gevoel er niet bij te horen
Buitengesloten te zijn
Schuldgevoelens
Onvermogen om iets aan de situatie te veranderen leidt tot gevoel van uitzichtloosheid
Daarnaast zijn mensen met ASS door hun rigide denkstijl extra kwetsbaar, minder goed in staat suicide gedachten los te laten. Sommige mensen met ASS vragen hun arts om euthanasie dilemma, in hoeveree “uitbehandeld”
Behandeling:
psycho-educatie
Medicatie
Cognitieve gedragstherapie
Emdr
Klinische óf sociaal psychiatrische (herstelgericht) behandeling
Training
Sova
Executieve functies
Mindfullness
Belangrijke vpk competentie:
communicatie!! Hoe wordt de boodschap begrepen. Wees duidelijk, vermijdt spreekwoorden of beeldtaal. Wees expliciet.
Zien waar de onderliggende beperking ligt – waar komt het gedrag vandaan. Vinden van aansluiting bij de mens met ASS.
Extra info over verandering DSM IV en DSM V:
De voorloper van de in 2013 verschenen DSM-5, de DSM IV, kende nog verschillende subtypen van autisme, zoals de autistische stoornis (ook wel ‘klassiek autisme’ of ‘syndroom van Kanner’ genoemd), het syndroom van Asperger of PDD-NOS.
De DSM-5, de meest recente versie van het Amerikaanse handboek voor psychische stoornissen, spreekt nu nog maar van één autisme-diagnose: de ‘autismespectrumstoornis (ASS)’. De diagnose wordt gesteld wanneer je voldoet aan alle kenmerken genoemd in domein A en 2 van de 4 kenmerken in domein B.
A. Blijvende tekorten in de sociale communicatie en interactie, zoals blijkt uit:
tekorten in sociaal-emotionele wederkerigheid
tekorten in het voor sociale omgang gebruikelijke non-verbale communicatieve gedrag
tekorten in aangaan, onderhouden en begrijpen van relaties
B. Beperkte zich herhalende gedragspatronen, beperkte interesses en activiteiten, zoals blijkt uit:
stereotype of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerpen of spraak
hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, star gehecht aan routines of geritualiseerde gedragspatronen
zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust zijn
over- of onder reageren op zintuiglijke prikkels of ongewone belangstelling voor zintuiglijke aspecten van de omgeving
Voor alle nieuwe diagnoses
De DSM-5 zal gaan gelden voor alle nieuw te stellen psychiatrische diagnoses. (NVA | De Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA) – Home)