ontleden

DOEL 

- je kunt de pv in een zin vinden

- je kunt een zin verdelen in zinsdelen

- je kunt het wwg in een zin vinden

- je kunt het ow in een zin vinden




1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

DOEL 

- je kunt de pv in een zin vinden

- je kunt een zin verdelen in zinsdelen

- je kunt het wwg in een zin vinden

- je kunt het ow in een zin vinden




Slide 1 - Tekstslide

In deze les

Herhaling:

  •  zinsdeelsdelen maken
  • persoonvorm
  • werkwoordelijk gezegde
  • onderwerp
  • lijdend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

In deze les

en: 


  • zelfstandig naamwoord
  • werkwoord
  • hulpwerkwoord
  • bijvoeglijk naamwoord


Slide 3 - Tekstslide

In welke volgorde moet je zinnen ontleden?
A
ow - pv - zinsdelen - wwg
B
pv - wwg - zinsdelen - ow
C
zinsdelen - ow - pv - wwg
D
pv - zinsdelen - wwg - ow

Slide 4 - Quizvraag

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 5 - Open vraag

Hoe verdeel je een zin in zinsdelen?

Slide 6 - Open vraag

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde in een zin?

Slide 7 - Open vraag

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 8 - Open vraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

Slide 9 - Open vraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Koala's | eten | geen | vlees.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de pv in de zin:
De leerlingenraad zoekt dit schooljaar nieuwe leden.

Slide 12 - Open vraag

Wat is de pv in de zin:
Hoeveel beltegoed heb jij gekregen?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het wwg in de zin:
Op de Prinsenhof heeft iedere leerling een tablet

Slide 14 - Open vraag

Wat is het wwg in de zin:
Joy heeft 10 kilometer in drieënhalf uur gelopen.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het ow in de zin:
De treinreizigers strandden op het station in Breda.

Slide 16 - Open vraag

Wat is het ow in de zin:
De winnaar van de Postcode Loterij kocht direct een Ferrari.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het lw in de zin:
De winnaar van de Postcode Loterij kocht direct een Ferrari.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het lw in de zin:
Joy heeft 10 kilometer in drieënhalf uur gelopen.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het mv in de zin:
Sjors verkoopt een scooter aan een klant

Slide 20 - Open vraag

timer
1:00
Maak een zin met reist als pv

Slide 21 - Woordweb

WERKWOORD

- werkwoorden = doe-woorden

- zegt wat iets of iemand doet of overkomt

- kan vervoegd worden (kan verschillende vormen hebben)




Slide 22 - Tekstslide

Maak een zin met kijkt na als werkwoordelijk gezegde

Slide 23 - Woordweb

Maak een zin met een cadeau als lijdend voorwerp

Slide 24 - Open vraag

Maak een zin met de bloem als onderwerp

Slide 25 - Open vraag

Maak een zin met de bloem als onderwerp

Slide 26 - Open vraag

Wat heeft de man ontdekt? Wat is de man?
A
pv
B
lijdvw
C
ond
D
ww gezegde

Slide 27 - Quizvraag

Ik maak mijn huiswerk niet graag?
Wat is mijn huiswerk?
A
lijdvw
B
ww gezegde
C
ondw
D
pv

Slide 28 - Quizvraag

De brand heeft twee oude boerderijtjes verwoest.
___________
A
gezegde
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
persoonsvorm

Slide 29 - Quizvraag

GELEERD 

- je kunt de pv in een zin vinden

- je kunt een zin verdelen in zinsdelen

- je kunt het wwg in een zin vinden

- je kunt het ow in een zin vinden

- je kunt het lv in een zin vinden





Slide 30 - Tekstslide

GELEERD

 je kunt woorden indelen in  de woordsoorten:






lidwoorden                                               telwoorden

zelfstandige naamwoorden                 rangtelwoorden

werkwoorden.                                          persoonlijkvmw

bijvoeglijke naamwoorden                  bezittelijkvmw

voegwoorden


Slide 31 - Tekstslide