Grammatica LV

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de pv in de zin:
De leerlingenraad zoekt dit schooljaar nieuwe leden.

Slide 2 - Open vraag

Wat is de pv in de zin:
Hoeveel beltegoed heb jij gekregen?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de pv in de zin:
De nieuwe mentor van 2C sport elke morgen
voor schooltijd.

Slide 4 - Open vraag

Wat is de pv in de zin:
De eerste schoolweken vlogen voorbij.

Slide 5 - Open vraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Koala's | eten | geen | vlees.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Over | een paar jaar | heeft | iedereen | een smartwatch.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Ons team | won | gisteren | een belangrijke sportprijs.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het wg in de zin:
Op het Munnikenheide College heeft iedere leerling een iPad.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het wg in de zin:
Joy heeft de marathon in drieënhalf uur gelopen.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het wg in de zin:
Natuurmonumenten zoekt donateurs.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het ow in de zin:
De treinreizigers strandden op het station in Breda.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het ow in de zin:
De winnaar van de Postcode Loterij kocht direct een Ferrari.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het ow in de zin:
Zwartbuikhamsters komen in Frankrijk niet meer voor.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het ow in de zin:
Vorig seizoen heb ik een paar
voetbalschoenen versleten.

Slide 16 - Open vraag

Lijdend voorwerp?
De hoge waterstand heeft grote problemen veroorzaakt.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp?
Quirijn krijgt tandjes
A
Quirijn
B
krijgt
C
tandjes
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:

Liza eet.
A
Liza
B
eet
C
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
Anton brengt zijn zusje naar school.
A
Anton
B
brengt
C
zijn zusje
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Geen lijdend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 21 - Quizvraag