GP bespreken

GP bespreken
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Klassieke TalenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

GP bespreken

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ging het GP voor jouw gevoel?
super goed
prima
ik denk wel oké
niet zo goed
heel slecht

Slide 2 - Poll

1. Benoem de vorm δεινά
A
nom mv o + acc mv o
B
nom ev v + nom mv o
C
nom ev v + acc mv o
D
nom ev v + nom mv o + acc mv o

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

2) Welke twee vormen staan in dezelfde vorm (1/2/3 EN ev/mv)?
A
λέγει + ἐσμέν
B
εἶ + ποιεῖς
C
βαίνει + εἶναι
D
ἴσθι + ἀκούετε

Slide 5 - Quizvraag

allebei 2e ev!
want het werkwoordsrijtje is....

Slide 6 - Tekstslide

3) Wat is GEEN functie van de dativus?
A
middel waarmee
B
persoon voor wie je iets doet
C
bezitter
D
bijvoeglijke bepaling

Slide 7 - Quizvraag

dativus
meewerkend voorwerp (aan/voor)
bezitter (aan ... is een ...)
bijwoordelijke bepaling (met/door/...)

Slide 8 - Tekstslide

4) Welk van de volgende beweringen is NIET WAAR?
A
De accusativus is altijd een lijdend voorwerp.
B
Een bijvoeglijk naamwoord congrueert met het zelfstandig naamwoord in geslacht, getal en naamval.
C
ὁ κακὸς δεσπότης en ὁ δεσπότης ὁ κακός worden op dezelfde manier vertaald.
D
Een voorzetsel kan gecombineerd worden met een gen., een dat. of een acc., maar niet met een nom

Slide 9 - Quizvraag

accusativus
lijdend voorwerp
aanvulling bij voorzetsel of werkwoord

Slide 10 - Tekstslide

5) Benoem de vorm θαλάττας
A
gen ev
B
acc mv
C
gen ev + acc mv

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

6) Met welk zelfstandig naamwoord congrueert πολύς?
A
παρθένος
B
θαλάττης
C
δοῦλος
D
δεσπότας

Slide 13 - Quizvraag

πολύς δοῦλος
zelfde naamval, getal, geslacht

beide nom ev M

Slide 14 - Tekstslide

7) Met welk zelfstandig naamwoord congrueert μεγάλας?
A
δεσπότας
B
νήσους
C
θηρία
D
θαλάττης

Slide 15 - Quizvraag

μεγάλας νήσους
zelfde naamval, getal en geslacht

beide acc mv V

Slide 16 - Tekstslide

8) Welk van de volgende beweringen is WAAR?
A
Het werkwoord staat in het Grieks altijd als laatste in de zin.
B
ὁ δοῦλος en δοῦλος worden op dezelfde manier vertaald.
C
De vorm ἀκούετε kan op twee manieren vertaald worden.
D
Het werkwoord εἰμί heeft geen infinitivus.

Slide 17 - Quizvraag

ἀκούετε
1) jullie horen/luisteren
2) jullie moeten horen/luisteren

Slide 18 - Tekstslide

9) Welk van de volgende vormen komt maar één keer voor in de rijtjes? De vocativus telt niet mee.
A
μεγάλων
B
πολύ
C
θηρία
D
χώρα

Slide 19 - Quizvraag

Lees de volgende twee stellingen:
stelling A: Het woordje μέν geeft aan dat er nog een tweede zin volgt.
stelling B: De vocativus is altijd gelijk aan de nominativus.
Welk van de volgende bewering is juist?
A
stelling A is waar, stelling B is niet waar
B
stelling A is niet waar, stelling B is waar
C
beide stellingen zijn waar
D
beide stellingen zijn niet waar

Slide 20 - Quizvraag

vragen?

Slide 21 - Open vraag

Τὸ μέγα πλοῖον τὸ τοῦ Θησέως πρὸς τῇ νήσῳ Νάξῳ ἐστίν. Ὁ δὲ Θησεὺς οὐ καθεύδει, ἀλλὰ δακρύει. Εἷς δὲ τῶν φίλων βαίνει πρὸς αὐτόν καὶ λέγει· «Τί δακρύεις, ὦ Θησεῦ;» Ὁ δὲ Θησεὺς λέγει· «Δακρύω ὅτι ἡ Ἀριάδνη οὐκ ἐν τῷ πλοίῳ ἐστίν. Γαμεῖν δὲ αὐτὴν μέλλω· μάλα γὰρ αὐτῆς ἐπιθυμῶ.» Ὁ δὲ φίλος οὐδὲν λέγει. Νῦν δὲ δακρύει καὶ αὐτός.


Het grote schip van Theseus is bij het eiland Naxos. Theseus slaapt net, maar hij huilt. één van zijn vrienden gaat naar hem toe en zegt: 'Waarom huil je, Theseus?' Theseus zegt: 'Ik huil omdat Ariadne niet op het schip is. Ik sta op het punt met haar te trouwen. Want ik bewonder haar zeer.' De vriend zei niets. Nu huilt hij ook zelf. 

Slide 22 - Tekstslide