B4

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Neem voor: boek, pen en laptop

Welk genotype is homozygoot dominant?

1. aa
2. Aa
3. arAr
4. AA

Welk genotype is homozygoot recessief

1. aa
2. Aa
3. aA
4. ArAr

Welk genotype is intermediar?

1. aa
2. Aa
3. aA
4. AwAw

Welke kleur ogen heeft de persoon met chromosomenpaar 1?

1. Bruine ogen
2. Blauwe ogen
3. Combinatie van bruin en blauwe ogen

Het gen voor blauwe ogen is recessief, dat voor bruine ogen is dominant. Hoe noem je het genotype van iemand met genotype aa.

1. Homozygoot dominant
2. Homozygoot recessief
3. Heterozygoot

Het gen voor blauwe ogen is recessief, dat voor bruine ogen is dominant. Wat is de oogkleur van iemand met genotype Aa.

1. Bruin
2. Blauw
3. Groen

Het allel voor een 'wipneus' (a) is recessief ten opzichte van het allel voor 'geen wipneus' (A).

Wat kan het genotype met een wipneus?

1. AA
2. Aa
3. aa
4. Alle 3 de opties kunnen

Wat is het symbool voor intermediair?

1. AA
2. Aa
3. aa
4. AwAw

Een onvoldoende op de SO?

Volgende week kom je op bijles. Afspraak komt in Magister.

Moeder kat heeft een wittte vacht met genotype aa.

Vader kat heeft een zwarte vacht.

Ze krijgen in ieder geval 1 kitten met een witte vacht.

Vul de kruisingstabel in.

Moeder

Vader

A

a

a

a

Aa

Aa

aa

aa

Kruisingsopdrachten boekje

- Eerste helft van het boekje klassikaal nakijken en verbeteren

- Daarna verder met het tweede deel

Kruisingsopdrachten boekje

- Tweede helft van het boekje klassikaal nakijken en verbeteren

- Daarna gaan we verder met basisstof 4

Oefenen kruisingsopdracht

Zelfstandig de rest van de opdrachten maken: er wordt stil gewerkt

Je mag je boek erbij gebruiken (blz. 179 - 182)

Steek je hand op voor hulp

Klaar? Maak de online huiswerkopdrachten van 3.3 af (t/m opdr. 10)

Daarna mag je met de samenvattingsopdracht (elo) bezig

12:25 uur gaan we de opdrachten nakijken en verbeteren

Terugblik

Als het goed is kun je deze begrippen dromen:

• genotype, fenotype
• dominant, recessief
• heterozygoot, homozygoot
• P generatie
• F1 generatie
• F2 generatie
• Kruisingstabel

Thema 3 Erfelijkheid en evolutie

B1 Genotype en fenotype

B2 Genen

B3 Kruisingen

B4 Stambomen

B5 Variatie in genotypen

B6 Evolutie

B7 Verwantschap

B8 DNA-technieken

Inleiding

De kans is groot dat je eigenschappen hebt die je niet bij je ouders terugziet. Misschien heb jij bijvoorbeeld blond haar en jouw ouders allebei donker haar.

5 minuten stil lezen B4

Lees de theorie op blz. 186 en 187

Klaar? Begin met het invullen van de samenvatting op blz. 188

Leerdoel basisstof 4 Stambomen

- Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben, welk allel dominant is en welk allel recessief.

Stamboom van een gezin

Stambomen

Schematisch overzicht van een erfelijke eigenschap binnen een familie.

Regel

Vierkant: Man

Rondje:

Vrouw 

Stap 1: Kijk welk fenotype iedereen uit de stamboom heeft.

Stap 2: Wat is het genotype van het kind met een ander fenotype dan vader én moeder?

Stap 3: Schrijf bij de stamboom wat je nu weet over het genotype van de andere gezinsleden.

Stap 4: Vul de genotypen zo veel mogelijk aan.

stamboom

Samengevat

Wie zijn de mannen in deze stamboom?

1. Alle personen weergegeven met een vierkant
2. Alle personen weergegeven met een rondje

Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Zie deze stamboom, kan je afleiden welke eigenschap dominant is?

1. Ja, zwart
2. Ja, wit
3. Nee, niet af te leiden

3. Wat zijn 4 en 8 van elkaar?

1. Neef en nicht
2. Vader en dochter
3. Oom en nicht
4. Tante en neef

Oefenen

Maken opdr. 1 t/m 9 van 3.4 Stambomen (laptop)

Opdracht 3 in je boek

Eerste 5 minuten stil: iedereen inloggen Bvj en blz. 186 voor

Daarna mag je op fluisterniveau overleggen

Klaar met de huiswerkopdrachten? Maak de test jezelf van 3.4

Huiswerk

3.3 en 3.4 af

Volgende week vrijdag SO over basisstof 1 t/m 4!