In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
4V Welkom!
Programma bespreken
1.2 enige aanbieder; monopolist
Slide 1 - Tekstslide
Marktvorm
Een marktvorm is het geheel van omstandigheden waaronder ondernemingen met elkaar concurreren.
Kenmerken marktvormen
Aantal aanbieders
Aantal vragers
Aard van het product (homogene of heterogene producten)
Marktvormen
Een marktvorm is het geheel van omstandigheden waaronder ondernemingen met elkaar concurreren.
Kenmerken marktvormen
Slide 2 - Tekstslide
Marktvormen
Slide 3 - Tekstslide
Welke marktvorm zie je?
Nog meer bedrijven die je kent?
Slide 4 - Tekstslide
Enige aanbieder 1.2
Je kunt uitleggen wat een monopolie is en daarvan de kenmerken noemen.
Je kunt de maximale winst en omzet berekenen en tekenen voor een producent die zijn goederen aanbiedt op een monopolie.
Je kunt uitleggen wat prijsdiscriminatie is.
Je kunt het afromen van het consumentensurplus door een monopolist met een grafiek en een berekening uitleggen
Slide 5 - Tekstslide
Monopolie (NS/Post NL)
Natuurlijk monopolie. Dit is een monopolie dat ontstaat doordat de productie op zo’n grote schaal gebeurt dat vanwege efficiencyredenen één producent de productie voor zijn rekening neemt.
Staatsmonopolie. Een monopolie dat in handen is van de staat. Voorbeelden zijn de uitgifte van paspoorten of geld.
Technisch monopolie. Dit zijn bedrijven die door een octrooi het alleenrecht hebben om een product te produceren.
Feitelijk monopolie. Ontstaat als een bedrijf door economische macht, soms door een fusie of een overname, de hele markt beheerst.
Slide 6 - Tekstslide
Volkomen concurrent was hoeveelheidsaanpasser; geen invloed op prijs.
De monopolist daarentegen....
Is de prijszetter; kiest zijn eigen prijs.
De vragers bepalen wel hoeveel zij bereid zijn te betalen. Bij een monopolist zijn de vraaglijn en gemiddelde opbrengst lijn hetzelfde. GO = vraaglijn.
Slide 7 - Tekstslide
Hoe kom ik van een GO lijn naar een MO lijn?
Van GO lijn kun je naar TO.
Daarna neem je van TO de
afgeleide = MO.
Slide 8 - Tekstslide
monopolist grafiek Max winst.
Slide 9 - Tekstslide
Prijsdiscriminatie
Hebben alle vragers dezelfde betalingsbereidheid? Is iedereen bereid bij dezelfde prijs het product aan te schaffen? --> Nee!
De aanbieder kan hierop inspelen! = prijsdiscriminatie. Een bedrijf verkoopt hetzelfde product tegen verschillende prijzen.
Voorrbeeld?
Slide 10 - Tekstslide
prijsdiscriminatie
Prijsdiscriminatie is het vragen van verschillende prijzen voor gelijke producten aan verschillende afnemersgroepen (deelmarkten). Bijvoorbeeld reizen met openbaar vervoer. Reguliere reizigers, studenten en 65+ (zelfde product, andere prijs)
Slide 11 - Tekstslide
Prijsdiscriminatie kan alleen als…
A
de producent verschillende producten/diensten aanbiedt
B
er verschillende afnemersgroepen zijn, die gescheiden kunnen worden
C
er verschillende afnemersgroepen zijn, die een verschillende betalingsbereidheid hebben
D
iedere afnemer een andere betalingsbereidheid heeft
Slide 12 - Quizvraag
Prijsdiscriminatie
voorwaarden:
Bedrijven met marktmacht
Verschillende afnemersgroepen met aparte eigenschappen (marktsegmenten)
Slide 13 - Tekstslide
Afromen van het consumentensurplus
Bij maximale winst streven: prijs van p1 wordt gehanteerd.
Slide 14 - Tekstslide
De vragers op AC zijn bereid meer te betalen dan P1. Opdelen van markt kan een optie zijn --> prijsdiscriminatie. CS = blauwe deel, PS neemt toe en dus ook de winst. CS neemt dus af; afgeroomd.