Zintuigen TL toets

oefenen Thema zintuigen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

oefenen Thema zintuigen

Slide 1 - Tekstslide

Kazie is een jaar geleden verhuisd naar een drukke straat. Toen hij daar pas woonde, hoorde hij in zijn slaapkamer voortdurend het lawaai van het verkeer. Nu valt dat geluid hem niet meer op.
Hoe heet dit verschijnsel?

Slide 2 - Open vraag

Wat is gewenning?
A
Het wennen aan signalen door vaak blootstellen
B
het registreren van een signaal

Slide 3 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de drempelwaarde bij gewenning?

Slide 4 - Open vraag

Geef zelf een voorbeeld van gewenning?

Slide 5 - Open vraag

Hoe noem je de prikkel waar een zintuig speciaal gevoelig voor is?

Slide 6 - Open vraag

Jo en Rie doen een practicum om de drempelwaarde te bepalen voor het proeven van suiker in een oplossing. Jo gebruikt 3 verschillende suikeroplossingen. Hij brengt druppels van elke oplossing aan op de tong van Rie. Rie geeft van elke oplossing aan of die wel of niet zoet smaakt. Tussen welke twee concentraties ligt de drempelwaarde voor het proeven van een suikeroplossing bij Rie?

Slide 7 - Open vraag

De pupillen van de opa van Erica zijn niet zwart, maar melkwit (zie afbeelding 1). Dit heet ‘staar’. Door staar wordt de lens troebel. De opa van Erica ziet hierdoor niet goed meer.
→ Leg uit waardoor de opa van Erica niet goed meer ziet.

Slide 8 - Open vraag

Canin staat in een koude keuken af te wassen. Hij steekt zijn hand in het warme afwaswater en haalt een bord uit het water. Terwijl Canin zijn hand in het water steekt en het bord pakt, geeft een zintuig in zijn hand meer impulsen af dan vlak voor dat moment.
Welk zintuig geeft meer impulsen af?

Slide 9 - Open vraag

Na het sporten kun je spierpijn hebben.
Welke zenuwuiteinden geven hierbij signalen af aan de hersenen?

Slide 10 - Open vraag

Op een warme zomerdag eet Kelly een ijsje (zie afbeelding).
Met welk zintuig in haar tong neemt Kelly waar dat het ijs koud is?

Slide 11 - Open vraag

Met welk zintuig in haar tong neemt Kelly waar dat er krokante stukjes in het ijs zitten?

Slide 12 - Open vraag

Met welk zintuig in haar tong neemt Kelly de zoete smaak van het ijs waar?

Slide 13 - Open vraag

Zal Kelly als ze verkouden is meer of minder van haar ijsje proeven? Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Open vraag

In de afbeelding is een deel van een gezicht getekend.
Met welk nummer wordt het deel aangegeven dat traanvocht maakt?

A
1
B
3
C
4
D
7

Slide 15 - Quizvraag

Met welk nummer wordt het deel aangegeven dat het traanvocht over de ogen verspreidt?

A
1
B
3
C
4
D
7

Slide 16 - Quizvraag

In de afbeelding is een doorsnede van een oog schematisch getekend.
Door welk deel wordt het netvlies op zijn plaats gehouden?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quizvraag

Veel haaien zijn vooral bij weinig licht actief. De bouw van een haaienoog is vrijwel hetzelfde als de bouw van een mensenoog. In een haaienoog bevindt zich vlak achter het netvlies een extra laag: het tapetum. Het licht dat niet op de zintuigcellen is gevallen, wordt door het tapetum weerkaatst naar de zintuigcellen. Hierdoor kan een haai bij weinig licht toch voldoende zien.
In de afbeelding is een doorsnede van een haaienoog getekend.
Welk nummer geeft het tapetum aan?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quizvraag

Oogartsen gebruiken soms oogdruppels bij het onderzoeken van een oog. Door het samentrekken van spieren in de iris wordt de pupil groter als de oogdruppels in het oog worden gedruppeld.
In de afbeelding worden twee typen spiertjes in de iris aangegeven.

Welke spieren trekken door de oogdruppels samen?

A
alleen de kringspieren
B
alleen de lengtespieren
C
zowel de kringspieren als de lengtespieren

Slide 19 - Quizvraag

Onder normale omstandigheden wordt de grootte van de pupil aangepast aan de hoeveelheid licht. Als de hoeveelheid licht verandert, vindt er een onbewuste, snelle reactie plaats: de pupilreflex.
Waar begint de reflexboog van de pupilreflex?


Welke spieren trekken door de oogdruppels samen?

A
in de blinde vlek
B
in de iris
C
in het hoornvlies
D
in het netvlies

Slide 20 - Quizvraag

Via welk orgaan verloopt de reflexboog van de pupilreflex?


A
via de gezichtscentra in de grote hersenen
B
via de hersenstam
C
via het ruggenmerg

Slide 21 - Quizvraag

Ruud bekijkt zijn nieuwe scooter. Van die scooter ontstaat een beeld op zijn netvlies.
→ Kies de juiste woorden.
Het beeld van de scooter is omgekeerd / rechtopstaand

A
omgekeerd
B
rechtopstaand

Slide 22 - Quizvraag

Ruud bekijkt zijn nieuwe scooter. Van die scooter ontstaat een beeld op zijn netvlies.

→ Kies de juiste woorden.
Het beeld van de scooter vergroot / verkleind.

A
vergroot
B
verkleind

Slide 23 - Quizvraag

Youssef leest in het schemerdonker.
Bekijk de tekeningen in de afbeelding.
→ In welke tekening zijn de pupilgrootte en de vorm van Youssefs lens juist getekend? Leg je antwoord uit.

Slide 24 - Open vraag

In de afbeelding zijn twee schematische doorsneden van de lens van een oog van Jan getekend. Hij is op een feest en kijkt naar Chantal. Op dat moment hebben zijn ooglenzen de vorm van tekening 1. Vervolgens kijkt hij naar Meryam. De ooglenzen van Jan hebben dan de vorm van tekening 2.

Welke uitspraak is juist?


A
Chantal zit dichter bij Jan.
B
Meryam zit dichter bij Jan.
C
Chantal en Meryam zitten even dicht bij Jan.

Slide 25 - Quizvraag

IIn tekening 2 van afbeelding 8 zijn drie delen aangegeven met P, Q en R.

In welk van deze delen bevindt zich spierweefsel?



A
in deel P
B
in deel Q
C
in deel R

Slide 26 - Quizvraag

Geef bij elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.

De zintuigcellen waarmee kleuren worden waargenomen,
heten staafjes.

A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Geef bij elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.

De kegeltjes liggen voornamelijk in de gele vlek.

A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Geef bij elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.

De staafjes liggen voornamelijk in de blinde vlek.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Geef bij elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.

In een goedverlichte ruimte worden in het netvlies alleen
de kegeltjes geprikkeld.

A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Achromatopsie is een zeldzame aandoening. Mensen met achromatopsie hebben alleen staafjes en geen kegeltjes. Zij zien de wereld in grijstinten. Bij daglicht zien ze slecht, omdat daglicht te fel is. Staafjes werken beter als er weinig licht is. Dat heeft te maken met de drempelwaarde van deze zintuigcellen.
→ Is de drempelwaarde van staafjes hoger of lager dan de drempelwaarde van kegeltjes? Leg je antwoord uit.

Slide 31 - Open vraag