21-11-2023

21-11-2023
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansBeroepsopleiding

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

21-11-2023

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Qué vamos a hacer hoy
Repasar werkwoord Gustar+ meewerkend voorwerp
Slide 11: in groepjes van 2 gesprek voeren.
TB.:p.66, ej 8: Met de werkwoorden maak 5 zinnen dat je kan gebruiken in de vakantie, bijvoorbeeld: Pongo las maletas en la habitación / Mi hermano trae mucha ropa en la maleta/ Salimos todas las noches a cenar a un restaurante.....
WB.: p.70, ej.12 ( luisteroefening)
p. 71, ej. 14, 15a/b
p. 72,ej.16
.
Leren werkwoorden van TB.p.66, ej.8
Describe una región de Los Países Bajos
(volgens het model van de folder van Mallorca)

Slide 3 - Tekstslide

¿Qué te gusta/interesa/molesta/encanta?
Schrijf 4 zinnen met elk werkwoord
¿Qué te gusta/interesa/molesta/encanta?
  • Schrijf 2 zinnen met ieder werkwoord
  • Geef je zinnen aan een medestudent
  • Reageer : eens of oneens

Slide 4 - Tekstslide

WB
p. 71, ej.15a/b 
p.72, ej. 16

Slide 5 - Tekstslide

Jullie zinnen
TB.:
p.66, ej 8: Met de werkwoorden maak 5 zinnen dat je kan gebruiken in de vakantie, bijvoorbeeld: Pongo las maletas en la habitación / Mi hermano trae mucha ropa en la maleta/ Salimos todas las noches a cenar a un restaurante.....

Slide 6 - Tekstslide

 1.El niño (willen)...............muchos juquetes.
2.El avión (gaan)........... a salir a las dos de la tarde.
3.Mi hija siempre (komen)..............muy tarde a casa los sábados.
4.¿A qué hora (vertrekken)..............el tren?
5.El chico de la pizzería (meebrengen )...............la pizza a casa a las seis de la tarde.
6.Mi tía Rosa(voorkeur geven) .............. beber vino  con la comida.
7.Juan (neerleggen)...............el pan sobre la mesa.
8.¿Qué (gaan)...................... a comer tu amiga? 
9. Mis amigos (zeggen) ..........................que la nueva película de Almodóvar es muy buena.
querer
ir
venir
salir
traer
preferir
poner
ir
decir
vervoeg het werkwoord in de juiste persoon:

Slide 7 - Tekstslide

WB.: p.70, ej.12
 p. 71, ej. 14:
Preguntas útiles
WB: ej.12a (37)

Slide 8 - Tekstslide

Tekstboek p.67 
ej. 9a
a.  Lees de ansichtkaart.
b. Wat heeft Lucía in haar   
    vakantie gedaan?
c. Onderstreep alle 
     werkwoorden die in de  
     Perfecto staan.
 

Slide 9 - Tekstslide

Voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
In het Nederlands gebruik je om de v.t.t. te maken het hulpwerkwoord hebben of zijn + voltooid deelwoord

Ik heb gewerkt.
Zij zijn naar het werk gegaan.

Slide 10 - Tekstslide

De voltooid tegenwoordige tijd = 
De Presente Perfecto 
 In het Spaans gebruik je om de v.t.t. te maken ALLEEN  het 
hulpwerkwoord haber + participio (= voltooid deelwoord)

He trabajado. = Ik heb gewerkt.
Han ido al trabajo . = Zij zijn naar het werk gegaan.

 

Slide 11 - Tekstslide

p.67, oef.9b El Presente perfecto

Slide 12 - Tekstslide

Ejemplos
He visitado el museo.              Ik heb het museum bezocht.
 ¿Has trabajado hoy?               Heb jij vandaag gewerkt?
 Pablo no ha comido.                Pablo heeft niet gegeten
 Hemos bebido un vino.           Wij hebben wijn gedronken.
 ¿Habéis vivido en Cuba?       Hebben jullie in Cuba gewoond?
 
            
  
geweest??????: estado /sido
estar:.=     Zij zijn in Cuba geweest =  Han estado en Cuba
ser     =      Ik ben verpleegkundige geweest+  Yo  he sido enfermera

Slide 13 - Tekstslide

Onregelmatige vormen 
(Grammatica: Zie paragraaf 7.4 p.126)
abrir - abierto
decir - dicho
hacer - hecho
poner - puesto
ver - visto
escribir - escrito
volver - vuelto

                                      ir - ido
                                     ser - sido
                                     leer - leído



Slide 14 - Tekstslide

  • ¿Cuándo has hecho esto por última vez?
  • Has hecho esto alguna vez?

Slide 15 - Tekstslide

Buenos días, tiene habitaciones _____
Sí, tenemos habitaciones____y_____
¿Son tranquilas?
Sí, muy tranquilas, con vistas_____
¿Tiene baño completo?
Lo siento, solo tiene_____
¿ Cuánto cuesta______noche?
Cuesta 90 euros ________
¿Es con desayuno______
Sí , desayuno continental
Muy bien, _____reservar para 3 noches
Muy bien, ¿puede completar el____
Sí, claro. Aquí tiene.
Gracias. Es la habitación 45. Aquí tiene la_______
Vul onderstaande dialoog aan:

Slide 16 - Tekstslide

Deberes
  • TB.:
p.67. oef. 10
  • WB.:
p.72, ej., 17, 18
  • Stencil 1: : Voorbeeld 1.: ¿Cuándo has leído un libro por última vez? > He leído un libro por última vez el mes pasado.
Vorbeeld 2: ¿Has dormido alguna vez en un hotel? >Sí, he dormido en un hotel este verano.
  • Stencil 2: Comprensión de lectura
Slide 16:invullen

Slide 17 - Tekstslide

Adiós

Slide 18 - Tekstslide