Di 21 maart Taalgebruik (informeel en formeel)

Wat is formeel taalgebruik?
  • Formeel taalgebruik is netjes en
     de toon is beleefd.
  • Je spreekt diegene aan met 'u'.
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat is formeel taalgebruik?
  • Formeel taalgebruik is netjes en
     de toon is beleefd.
  • Je spreekt diegene aan met 'u'.

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik: 
Wat is informeel taalgebruik?
Wat is formeel taalgebruik?

Slide 2 - Tekstslide

Letterlijk taalgebruik
In de Nederlandse taal is er een verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Letterlijk taalgebruik: Je zegt precies wat je bedoelt. 
Voorbeelden:
-Ik heb ontzettend honger. 
-Gisteren scheen de zon, maar vandaag regent het.

Slide 3 - Tekstslide

Informeel taalgebruik
Informeel taalgebruik is wat 'losser'

Zoals je tegen je ouders of vrienden praat

Persoonlijke brief


Slide 4 - Tekstslide

DOEL

Officieel TAALGEBRUIK 


-je moet weten wat officieel taalgebruik is

-officieel taalgebruik herkennen en begrijpen

- je kunt de betekenis van lastige woorden opzoeken in een woordenboek



Slide 5 - Tekstslide

Een  zakelijke e-mail  schrijven.

Slide 6 - Tekstslide

E-mail schrijven

Slide 7 - Tekstslide

Wat is formeel taalgebruik?
  • Formeel taalgebruik is netjes en
     de toon is beleefd.
  • Je spreekt diegene aan met 'u'.

Slide 8 - Tekstslide

Terugblik: 
Wat is informeel taalgebruik?
Wat is formeel taalgebruik?

Slide 9 - Tekstslide

Letterlijk taalgebruik
In de Nederlandse taal is er een verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Letterlijk taalgebruik: Je zegt precies wat je bedoelt. 
Voorbeelden:
-Ik heb ontzettend honger. 
-Gisteren scheen de zon, maar vandaag regent het.

Slide 10 - Tekstslide

Informeel taalgebruik
Informeel taalgebruik is wat 'losser'

Zoals je tegen je ouders of vrienden praat

Persoonlijke brief


Slide 11 - Tekstslide

DOEL

Officieel TAALGEBRUIK 


-je moet weten wat officieel taalgebruik is

-officieel taalgebruik herkennen en begrijpen

- je kunt de betekenis van lastige woorden opzoeken in een woordenboek



Slide 12 - Tekstslide

Een  zakelijke e-mail  schrijven.

Slide 13 - Tekstslide

E-mail schrijven

Slide 14 - Tekstslide

e-mail schrijven

Slide 15 - Tekstslide

Zakelijke e-mail schrijven

Slide 16 - Tekstslide

E-mail schrijven

Slide 17 - Tekstslide

Voorbereiden
Schrijven
Controleren
Aan wie schrijf je de e-mail?
Let op alinea's en witregels
Is de boodschap duidelijk?
Wat wil je bereiken?
Is de samenhang duidelijk?

Slide 18 - Sleepvraag

Formeel of informeel?
Een docent
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 19 - Quizvraag

praat je informeel of formeel in een zakelijke email.
A
informeel
B
groftaalgebruik
C
formeel
D
normaal

Slide 20 - Quizvraag

Is dit formeel of informeel?
Sorry voor het storen.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 21 - Quizvraag

Hopelijk heb ik u voldoende geïnformeerd.
Formeel of informeel?
A
informeel
B
formeel

Slide 22 - Quizvraag

Formeel of informeel?
Jouw opa of oma
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 23 - Quizvraag

Is dit formeel of informeel?
Met vriendelijke groet,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 24 - Quizvraag

Is dit formeel of informeel?
Laat je snel iets van je horen?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 25 - Quizvraag

Formeel of informeel?
Een arts in het ziekenhuis
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 26 - Quizvraag

Is dit formeel of informeel
A
Formeel
B
Informeel

Slide 27 - Quizvraag

Is de zin hieronder formeel of informeel?
'Tof dat je dit zo oppakt.'
A
formeel
B
informeel

Slide 28 - Quizvraag

Formeel of informeel?
De vader van klasgenoot
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 29 - Quizvraag

Is de volgende zin formeel of informeel:
Ik hoor graag van u!
A
Formeel
B
Informeel

Slide 30 - Quizvraag

Waar of niet waar?

Zowel informeel als formeel taalgebruik
is netjes en duidelijk.
A
Waar
B
Niet waar.

Slide 31 - Quizvraag

Huiswerk voor do 23 maart
Maken opdr. 44 en 45

Leren blz. 145 Taalgebruik en taalverzorging
Schrijven blok 3


Slide 32 - Tekstslide

e-mail schrijven

Slide 33 - Tekstslide

Zakelijke e-mail schrijven

Slide 34 - Tekstslide

E-mail schrijven

Slide 35 - Tekstslide

Voorbereiden
Schrijven
Controleren
Aan wie schrijf je de e-mail?
Let op alinea's en witregels
Is de boodschap duidelijk?
Wat wil je bereiken?
Is de samenhang duidelijk?

Slide 36 - Sleepvraag

Formeel of informeel?
Een docent
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 37 - Quizvraag

praat je informeel of formeel in een zakelijke email.
A
informeel
B
groftaalgebruik
C
formeel
D
normaal

Slide 38 - Quizvraag

Is dit formeel of informeel?
Sorry voor het storen.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 39 - Quizvraag

Hopelijk heb ik u voldoende geïnformeerd.
Formeel of informeel?
A
informeel
B
formeel

Slide 40 - Quizvraag

Formeel of informeel?
Jouw opa of oma
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 41 - Quizvraag

Is dit formeel of informeel?
Met vriendelijke groet,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 42 - Quizvraag

Is dit formeel of informeel?
Laat je snel iets van je horen?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 43 - Quizvraag

Formeel of informeel?
Een arts in het ziekenhuis
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 44 - Quizvraag

Is dit formeel of informeel
A
Formeel
B
Informeel

Slide 45 - Quizvraag

Is de zin hieronder formeel of informeel?
'Tof dat je dit zo oppakt.'
A
formeel
B
informeel

Slide 46 - Quizvraag

Formeel of informeel?
De vader van klasgenoot
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 47 - Quizvraag

Is de volgende zin formeel of informeel:
Ik hoor graag van u!
A
Formeel
B
Informeel

Slide 48 - Quizvraag

Waar of niet waar?

Zowel informeel als formeel taalgebruik
is netjes en duidelijk.
A
Waar
B
Niet waar.

Slide 49 - Quizvraag

Huiswerk voor do 23 maart
Maken opdr. 44 en 45

Leren blz. 145 Taalgebruik en taalverzorging
Schrijven blok 3


Slide 50 - Tekstslide