quiz voortplanting/hormonen & herhaling

Herlaling Voortplanting
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
AFPMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Herlaling Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

Vrouw

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Eierstokken (ovaria)
  • vrouwelijke geslachtsklieren, 4x2x1 cm
  • produceren eicellen en hormonen 
  • bevat eifollikels, met daarin primaire oöcyten, bij geboorte 2 miljoen, rond de pubertijd  400.000, 500 rijpen uit in 38 jaar
  • het eifollikel rijpt uit, waarna eisprong (ovulatie), follikelcellen van rijpende eifollikel produceren oestrogeen, dit stimuleert de secundaire geslachtskenmerken en heeft invloed op cyclus
  • het rijpe eifollikel heet vlak voor ovulatie Graafse follikel, en na de eisprong heet dit het gele lichaam (corpus luteum) deze geeft oestrogeen en progesteron af: nodig voor instandhouding van een zwangerschap

Slide 4 - Tekstslide

Eileiders (tuba uterina)
  • hier vindt de bevruchting plaats
  • monden uit aan beide boven hoeken van de uterus
  • liggen met fimbriae om de ovaria heen en "vangen" daarmee een eicel op na een ovulatie

Slide 5 - Tekstslide

Baarmoeder (uterus)
  • peervormige spier (glad spierweefsel) van 7x4 cm, bovenzijde heet de fundus
  • aan de bovenkant zit aan beide kanten een eileider (tuba uterina) en aan de onderkant de baarmoederhals (cervix) waarvan het uitstekende deel de baarmoedermond (portio) heet.
  • de binnenzijde van de baarmoeder is bedekt met baarmoederslijmvlies (endometrium), dit wordt telkens wanneer er geen sprake is van een zwangerschap afgestoten tijdens de menstruatie

Slide 6 - Tekstslide

Vagina
  • parings kanaal en onderste deel van het geboortekanaal, 8 cm
  • geplooide wand opgebouwd uit meerlagig plaveisel epitheel, gladde spierlaag en een laag elastisch bindweefsel, kan een wijdte van 15 cm krijgen tijdens een baring
  • Döderlein-bacillen: bacteriën die melkzuur afgeven, geven bescherming tegen infecties

Slide 7 - Tekstslide

Vulva
  • buitenste schaamippen = labia majora
  • venusheuvel
  • binnenste schaamlippen = labia minora
  • smegma
  • voorhof = vestibulum 
  • klieren van Bartholin
  • maagdenvlies = hymen
  • kittelaar = clitoris met voorhuid, eikel en corpus cavernosum

Slide 8 - Tekstslide

Man

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Inwendige geslachtsorganen
  • zaadblaasjes
  • prostaat
  • klieren van Cowper

De rest zijn dus uitwendige geslachtsorganen 

Slide 11 - Tekstslide

Penis
  • wortel ligt net onder de symfyse
  • penisschacht (corpus penis) is het hangende deel
  • 3 zwellichamen: voorzijde 2x corpus cavernosum, daaronder corpus spongiosum, de eikel is hier onderdeel van en de plasbuis loopt hier doorheen.
  • over de eikel zit de voorhuid ( preputium penis), smegma
  • slap 5-12 cm, erectie 15-19 cm 

Slide 12 - Tekstslide

Zaadballen (testes)
  • produceren zaadcellen en geslachtshormonen, 5x3x2,5 cm
  • buitenmantel straf bindweefsel, van daaruit bindweefselschotten naar het midden, verdelen de bal in 200-300lobjes, zijn gevuld met 800 sterk gekronkelde zaadbuisjes (samen 1,5 km) In de wand worden zaadcellen (spermatozoa) gemaakt, zo ook de sertolicellen, voedende en ondersteunende werking bij rijpingsproces
  • In het bindweefsel zitten interstitiële cellen (cellen van Leydig, deze produceren testosteron: instandhouding van mannelijke secundaire geslachtskenmerken
  • liggen in de balzak (scrotum) 2 gr C lagere temp, in de wand zit een gladde spier, m. cremaster 

Slide 13 - Tekstslide

Bijballen (epididymis)
  • gekronkeld kanaal van 5 m, bijbalgang (ductus epididymis)
  • opslagplaats en vervoers buis van zaadcellen. 
  • Wanneer de zaadcellen daar na 2-3 weken nog liggen worden ze afgebroken en geresorbeerd 

Slide 14 - Tekstslide

Zaadleider (ductus deferens)
  • 50-60 cm
  • gaat de buikholte in binnen door het lieskanaal
  •  wand bestaat uit slijmvlies omgeven door gladde spieren
  • brengt spermatozoa naar de zaadblaasjes naast de blaas boven de prostaat  
  • vanuit daar via het ejaculatie kanaal (ductus ejaculatorius)  welke binnen de prostaat uitmondt in de plasbuis

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Sperma
  • 5% zaad
  • de rest wordt gemaakt door:
  1. de zaadblaasjes (vesiculae seminales): basische vloeistof welke fructose bevat
  2. prostaat: ronde klier 4 cm, licht zure antibacteriële vloeistof
  3. klieren van Cowper : erwtgrootte,dik kleverig slijm, beschermt de plasbuis

Slide 18 - Tekstslide

Menstruele cyclus
3 fasen
onder invloed van gonadotrope hormonen en de geslachtshormonen

Slide 19 - Tekstslide

Fases
  • menstruatie fase: 1e tot 4/5e dag, het gele lichaam produceert geen oestrogeen en progesteron meer, de menstruatie treedt op
  • proliferatie (opbouw) fase: van 4e tot 15 e dag (tot de ovulatie), opbouw van het baarmoederslijmvlies, klierweefsel en doorbloeding neemt toe onder invloed van oestrogeen uit de follikelcellen. Eindigt na de eisprong.

Slide 20 - Tekstslide

secretie (afscheidings) fase: 15e tot 28 e dag, Graafse follikel wordt het gele lichaam en gaat naast oestrogeen ook progesteron produceren. Dit stimuleert het klierweefsel van het endometrium om slijm te produceren, door de aanwezigheid van dit slijm zwelt het endometrium op en de doorbloeding neemt toe. Wanneer er geen bevruchting optreedt sterft het gele lichaam af en treedt er vasoconstrictie op in de bloedvaten door afname progesteron, daardoor krijgt het opgebouwde endometrium geen bloedtoevoer meer en volgt de menstruatie.
Na ovulatie stijgt de progesteron gehalte, dit beïnvloed het temperatuurregulatie centrum in de hypothalamus: lichaamstemperatuur stijgt 0,5 gr.

Slide 21 - Tekstslide

Ovariële cyclus
  • rijping van de follikel onder invloed van FSH uit de hypofyse voorkwab
  • tijdens het rijpen gaan de follikelcellen oestrogeen produceren
  • oestrogeen koppelt de hypofyse voorkwab negatief terug, waardoor FSH productie afneemt
  • oestrogeen stimuleert de hypofyse voorkwab LH te gaan produceren, dit hormoon zorgt ervoor dat de Graafse follikel overgaat in het gele lichaam
  • het gele lichaam koppelt de hypofyse voorkwab negatief terug en de LH productie neemt af

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Hormonale regeling bij de man
  • hypofysevoorkwab produceert FSH (stimuleert de zaadcelontwikkeling) en LH/ICSH (stimuleert de cellen van Leydig tot de vorming van testosteron)
  • Testosteron stimuleert de zaadontwikkeling en de werking van de zaadblaasjes en de prostaat. Ook koppelt testosteron de hypofyse negatief terug in de afgifte van LH
  • man blijft heel lang vruchtbaar (zaadkwaliteit neemt wel af), wel afname erectievermogen (duur en frequentie)

Slide 24 - Tekstslide

Quiz & herhaling

Slide 25 - Tekstslide

Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit:



a. Terwijl een ____________________________rijpt, wordt het baarmoederslijmvlies steeds dikker.

b. Dan vindt de  _____________________________plaats.

c. Zonder  ____________________________ sterft de eicel af.

d. Dan breekt het  __________________________________ af. 

F. De hele periode van de ene menstruatie tot de volgende menstruatie heet: 
_________________________
_________________________
eicel
ovulatie
bevruchting
baarmoederslijmvlies
menstruatiecyclus


Slide 26 - Sleepvraag

Wanneer is het baarmoederslijmvlies het dikst?
A
Net na de menstruatie
B
Tussen de eisprong en de menstruatie
C
Tijdens de eisprong

Slide 27 - Quizvraag

Welk hormoon stimuleert de groei van het follikel?
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 28 - Quizvraag

De piek van welk hormoon zorgt voor de eisprong?
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 29 - Quizvraag

Het gele lichaam is de lege follikel na de eisprong
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Het follikel produceert oestrogeen, het gele lichaam progesteron en oestrogeen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

De hormonen die het gele lichaam afgeeft remt FSH zodat er meer eicellen gaan rijpen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Oestrogeen en progesteron zorgen voor een dikker baarmoederslijmvlies
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Als de eicel niet bevrucht wordt gaat aan het einde van de cyclus
A
De FSH productie omlaag
B
De FSH productie omhoog

Slide 34 - Quizvraag

oxytocine speelt een rol bij
A
het geven van borstvoeding
B
een bevalling
C
het uitrijpen van een follikel
D
de eisprong

Slide 35 - Quizvraag