Grammar: Unit 4 B1

Grammar unit 4 herhaling B1
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar unit 4 herhaling B1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Content of today's lesson
  • Tag Questions
  •  Quantifiers
  • Future

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tag questions

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TAG QUESTIONS
What?: Korte vraag aan het eind van de zin om bevestiging te vragen (in spreektaal). 'toch?, klopt dit?,  is dit juist?








Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TAG QUESTIONS
  • Herhaal de persoonsvorm + onderwerp uit de hoofdzin.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TAG QUESTIONS - met een vorm van 'to be'
  • Vorm van 'to be': am / are / is 

  • Als hoofdzin positief is, wordt de tag question negatief (persoonsvorm + n't + onderwerp)
    > You are a runner, aren't you?

  • Als hoofdzin negatief is wordt de tag question positief (persoonsvorm + onderwerp) 
    > She isn't happy, is she?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LET OP
  • Een negatieve tag question met "I" , krijgt een andere vorm (deze moet je uit je hoofd leren).

  • I'm a good basketball player, aren't I? 

  • In een positieve tag question met "I" gebruik je wel gewoon 'am I' (I'm not a good basketball player, am I)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LET OP
  • Gebruik altijd een persoonlijk vnw (I, you, we, they, he, she, it) in the tag question.

  • Laura is a great hockey player, isn't Laura she.
  • Jenny and Ella aren't at school, are Jenny and Ella they.
  • The ball isn't on the field, is the ball it

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TAG QUESTIONS - met hulpwerkwoorden
  • Hulpwerkwoorden: do, does, have, has + ander ww

  • Als de hoofdzin positief is, wordt de tag question negatief (do/does OF have/has + n't + onderwerp)
    > Jenna hasn't got a new jacket, has she?

  • Als de hoofdzin negatief is, wordt de tag question positief (do/does OF have/has + onderwerp)
    > You don't want to play, do you?

Slide 9 - Tekstslide

hulpww is dus een werkwoord dat een ander ww helpt,

- We have a hockey match this Saturday = 1 werkwoord, dus is 'have' geen hulpwerkwoord
- Jenna hasn't got a new jacket = 2 ww, namelijk has + got
TAG QUESTIONS - geen 'to be' of hulpwerkwoord
  • Staat er geen vorm van 'to be' of hulpwerkwoord, dan gebruik je do/does in de tag question.

  • You know who he is, don't you?
  • She knows who he is, doesn't she?
  • They work there, don't they?
  • Your brother works there, doesn't he?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als de zin ontkennend is dan is de tag question.....
A
Ontkennend
B
Bevestigend
C
Beide antwoorden zijn mogelijk.
D
Overtuigend

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tag questions:
She is very pretty, ......?
A
is she
B
she is
C
isn't she
D
she isn't

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke tag question klopt?
A
He isn't scared, isn't he?
B
He are scared, aren't he?
C
He is scared, isn't he?
D
He are scared, are he?

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tag questions.

She is your boss, .............?
A
aren't she
B
doesn't she
C
isn't she?

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke tag question klopt?
A
He isn't scared, isn't he?
B
He are scared, aren't he?
C
He is scared, isn't he?
D
He are scared, are he?

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tag questions.

We are home late, ............?
A
aren't we
B
don't we
C
isn't we

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tag questions
two are correct
A
The world is ending, is it?
B
It's a small world, isn't it?
C
It's a small world, is it?
D
The world is ending, isn't it?

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tag questions:
He is a strict teacher, ___________
A
is he?
B
isn't he?

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Quantifiers

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

QUANTIFIERS: A LOT OF / MUCH / MANY
Telbaar
Ontelbaar
Bevestigend (+)

* Behalve na: so, as & too

I have a lot of coins

* He has got so many friends.
I drink a lot of coffee. 

* I've got as much money as he has. 
Ontkenning (-)


I haven't got many banknotes.
I haven't got much time.
Vragend (?)

Do you have many friends?
How much money do you need? 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

QUANTIFIERS: (a) few / (a) little
Telbaar
Ontelbaar
een paar / een beetje
I have a few coins left.
She spends a little money in the store. 
weinig
I have few coins left.
She spends little money in stores. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk van deze woorden betekent "Veel"?
A
Many
B
Much
C
A lot of
D
A, B and C

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hebben "Little", "A little" & "A lot of" met elkaar in gemeen?
A
Ze beteken "Weinig"
B
Ze betekenen "Veel"
C
Ze komen vóór een telbaar woord.
D
Ze komen vóór een ontelbaar woord.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I don't have ... time left.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

much / many / a lot of

We don't need .......... sugar.
A
much
B
many
C
a lot of
D
lots of

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Much/many/a lot of
Do you drink .... tea?
A
Much
B
Many
C
A lot of

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

much / many / a lot of

Do you have ............. hate?
A
much
B
many
C
a lot of
D
lots of

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

much / many / a lot of

Greece has ......... beautiful places.
A
much
B
many
C
a lot of
D
lots of

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


I have (much / many / a lot of) close friends.
A
Much
B
Many
C
A lot of

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

much / many / a lot of

Can I get .......... hugs?
A
much
B
many
C
a lot of
D
lots of

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Much/many/a lot of
How .... milk is in the fridge?
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Future tenses

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Will or shall?

... we go to the movies?
A
Will
B
Shall

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is correct?
A
Me and Sara are going to dinner tonight. I made a reservation.
B
Me and Sara will go to dinner tonight. I made a reservation.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

It's very cloudy. I think it ... rain.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

The movie is kinda boring. ... we leave?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

... you marry me?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Will you marry me? I ... !

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

shall, will of going to?
You ___ like my comments, I'm afraid
A
shall
B
will not
C
are going to
D
are not going to

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Shall, will of going to?
Tickets ___ soon be available online
A
shall
B
will
C
is going to be
D
are going to be

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

WILL/SHALL/GOING TO?
Nadia ........... go to university next year, to study French
A
is going to
B
will

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

will/shall/ (to be) going to
Marvin ___ a party next week.
A
will throw
B
is going to throw
C
shall throw

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Will/shall/ (to be) going to
When ..... we go?
A
Will
B
shall
C
are going to go

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

will/shall/ (to be) going to
I think it ....... rain.
A
Will
B
shall
C
is going to

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

WILL/SHALL/GOING TO?
......... take you to the airport?
A
Am I going to
B
Shall I

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Up to you!
1) Wrts (zelfstandig woorden leren PW unit 3 en 4)
2) Test/ versterk jezelf (unit 3 en 4)
3) Opdrachten opnieuw maken in het fysieke werkboek
4) Opdrachten online zoeken op sites zoals https://www.english-4u.de/ or https://www.englisch-hilfen.de/en/
5) Ander vak (alleen als je voor Engels goed staat!! >7,0)

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

See you  next time!

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies