De tank werd tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst als wapen ingezet. Voor welke wapens geldt hetzelfde?
A
de atoombom, de auto, de duikboot
B
het vliegtuig, de auto, de duikboot
C
het gifgas, het vliegtuig, de duikboot
D
de atoombom, het gifgas, de duikboot
Slide 11 - Quizvraag
Zet de gebeurtenis bij het juiste jaartal:
1914
1917
1918
1919
Rusland sluit wapenstilstand met Duitsland.
Het Verdrag van Versailles wordt getekend.
De Eerste Wereldoorlog is voorbij.
De Eerste Wereldoorlog breekt uit.
Slide 12 - Sleepvraag
➤Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde van vroeger naar later.
De oorlog is voorbij:
op 11 november 1918
Kroonprins Frans-Ferdinand wordt vermoord door Gavrilo Princip.
Rusland sluit een wapenstilstand met Duitsland.
De Verenigde Staten gaan meedoen met de oorlog.
De Eerste Wereldoorlog begint.
Slide 13 - Sleepvraag
§3.2 'De nieuwe kaart van Europa'
NIEUW
Slide 14 - Tekstslide
Hoe heet het vredesverdrag waarmee er een einde kwam aan de Eerste Wereldoorlog?
A
De vrede van Versailles
B
De vrede van Parijs
C
De vrede van Berlijn
D
De vrede van Londen
Slide 15 - Quizvraag
In welk jaar wordt het Verdrag van Versailles gesloten?
A
1914
B
1916
C
1918
D
1919
Slide 16 - Quizvraag
Noteer de drie belangrijkste afspraken van het Verdrag van Versailles.
Slide 17 - Open vraag
In het verdrag van Versailles zie je allerlei wensen van Frankrijk en Engeland terug. Maak de juiste combinaties.
Duitsland krijgt de schuld van de schade die door de oorlog is ontstaan.
Duitsland mag nooit een wereldmacht worden.
Duitsland mag nooit meer oorlog voeren.
Duitsland mag geen gevaar voor Frankrijk meer zijn.
1 Duitsland moet zijn kolonies afstaan.
2 Het Duitse leger mag niet meer dan 100.000 man sterk zijn.
3 Duitsland mag geen soldaten in het Rijnland plaatsen.
4 Duitsland moet herstelbetalingen doen.
Slide 18 - Sleepvraag
Veel zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.
Welk argument hoort bij deze mening?
A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.
Slide 19 - Quizvraag
Wat is een 'revolutie'?
Slide 20 - Open vraag
Wat vonden de communisten het belangrijkst?
A
Veel economische groei
B
Gelijke verdeling van bezit
C
Vrijheid
D
Gelijke rechten
Slide 21 - Quizvraag
§3.3 'Een welvarende tijd'
NIEUW
Slide 22 - Tekstslide
Wie is de grondlegger van het fascisme?
A
Adolf Hitler
B
Benito Mussolini
C
Francisco Franco
D
Jozef Stalin
Slide 23 - Quizvraag
Wat is fascisme?
A
een antidemocratische, totalitaire en nationalistische beweging
B
een antidemocratische beweging die streeft naar een maatschappij zonder privébezit
C
verheerlijking van alles wat met het leger te maken heeft
D
het gevechtsklaar maken van het leger voor de oorlog
Slide 24 - Quizvraag
Wat is GEEN kenmerk van Fascisme?
A
nationalisme
B
een sterke leider
C
gebruik van geweld
D
racisme/anti-semitisme
Slide 25 - Quizvraag
Kies de kenmerken van het fascisme
FASCISME
Democratie
Een sterke en machtige leider
Het toepassen van geweld
Gelijkheid
Persvrijheid
Censuur
Totalitair
Slide 26 - Sleepvraag
Waar
Niet
waar
Het fascisme was tegen het communisme.
Veel fascisten waren veteranen uit de Eerste Wereldoorlog.
Mussolini werd de nieuwe koning van Italië.
Mussolini liet zich 'il duce' noemen, dat betekent 'de leider'.
Fascisme is tegen de democratie.
Fascisme is tegen nationalisme.
Slide 27 - Sleepvraag
§3.4 'De crisistijd'
NIEUW
Slide 28 - Tekstslide
Winston Churchill
Adolf Hitler
Vladimir Lenin
Jozef Stalin
Benito Mussolini
Werd in mei 1940 minister-president.
Werd ook wel Il Duce genoemd.
Was de opvolger van Lenin.
Werd ook wel Führer genoemd.
De eerste leider van de Sovjet-Unie.
Slide 29 - Sleepvraag
Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De regering had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles getekend. Veel Duitse burgers waren daar kwaad om.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op. Toen Duitsland nog een keizer had, had de bevolking veel meer vrijheid.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd. Dat was volgens veel Duitsers onverstandig, omdat het waarschijnlijk tot wraak van de geallieerden zou leiden.
D
De regering nam weinig effectieve maatregelen tegen de economische crisis.
Slide 30 - Quizvraag
Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?
A
Het Dawesplan werd stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
De Am.president had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit Amerikaanse winkels te halen.
Slide 31 - Quizvraag
Kies de kenmerken van het nationaal-socialisme
NATIONAAL
SOCIALISME
Democratie
Een sterke en machtige leider
Het toepassen van geweld
Gelijkheid
Persvrijheid
Censuur
Totalitair
Slide 32 - Sleepvraag
Rechts zie je 4 typeringen van het nationaal-socialisme. Sleep de juiste gevolgen (geel) hier naar toe.
Anti-communistisch
Anti-democratisch
Totalitair
Anti-semitisch
Beheerst het leven van wieg tot graf.
Er is één sterke leider.
Mensen zijn niet gelijk (rassenleer).
Het haten van de Joden.
Slide 33 - Sleepvraag
Kies voor iedere bron of deze past bij het fascisme of alleen bij het nationaalsocialisme.