1F-question tags

Welcome
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome

Slide 1 - Tekstslide

Aim
Aan het einde van de les kan je question tags uitleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Question tags
1. This is easy, isn't it?
2. We should do our homework, shouldn't we?
3. They aren't working now, are they?
  • Aangeplakte, korte vragen.
  • Om bevestiging te vragen van iets wat je eigenlijk al weet, maar nog niet zeker bent.
  • toch? of niet? of wel? niet dan?

Slide 3 - Tekstslide

Question tag
Stap 1:
This is easy, isn't it?
This isn't easy, is it?
Stap 2:
This is easy, isn't it?
  • onderwerp --> persoonlijke voornaamwoord
  • Rachel = she, Tom = he, your parents= they

Slide 4 - Tekstslide

Practise
1. This was easy,            ?
  • wasn't it
2. She shouldn't worry anymore,        ?
  • should she
3. My parents didn't see that film,         ?
  • did they

Slide 5 - Tekstslide

Present simple- vwo
Je gebruikt de present simple als iets altijd, nooit, of regelmatig gebeurt.
I look
You look
he/she/it looks
We look 
They look

Slide 6 - Tekstslide

Uitzondering 1
werkwoorden die eindigen op een sisklank of to do / to go:
Na -s, -z, -sh, -ch en -x en bij to do en to go dient een e toegevoegd te worden.
I go
you go
he/she/it goes

Slide 7 - Tekstslide

Uitzondering 2
Werkwoorden die eindigen op -y:
Werkwoorden die eindigen op -y voorafgegaan door een medeklinker krijgt  -ies:
I fly
He/she/it flies
I cry
He/she/it flies

Slide 8 - Tekstslide

Practise
I                                         (Drive, go, do, hate, have, lose, paint)
You
He/she/it
We
You
They

Slide 9 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden
This /that/ these/ those
Enkelvoud
Meervoud
Dichtbij: this, these
ver weg: that, those


Slide 10 - Tekstslide