2d-going to

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Welcome

Aims

Aan het einde van de les kan je uitleggen to be going to uitleggen.

Aan het einde van de les kan je question tags uitleggen.

https:

Grammar

Je kunt op verschillende manieren zeggen dat er iets in de toekomst gaat gebeuren. 

 to be going to + heel werkwoord

https:

My book- Mijn boek

Your book- jouw boek

His book - zijn boek

Her book- haar boek

Our book- ons boek

Your book- jullie boek

Their book- hun boek

Mine- van mij

Yours- van jou

His- van hem

Hers- van haar

Ours- van ons

Yours- van jullie

Theirs- van hen

Grammar

1. Maken van een beslissing

 Beslissing al geregeld / gemaakt = to be going to + heel werkwoord

Voorbeeld

Ouders bezoeken

 

We are going to visit her parents this weekend. (al geregeld)

Doen van een voorspelling

I think the weather is going to be nice tomorrow.

(voorspellen met bewijs)

Look!

He is going to hurt himself.

(Bewijs)

Grammatica

to be(am, are, is) going to + hele werkwoord

(eat) I ..... going to........

(eat) You.......going to.........

(eat) He/she/it .......going to..........

(eat) We......going to..............

(eat) They.......going to..........

Grammatica

Als je vraagt wat iemand van plan is om te gaan doen, dan zet je am /are /is vooraan in de zin.

I am going to eat.

• Am I going to eat?

You are going to eat.

• Are you going to eat?

Assignment

Opdracht 1:  to be going to + werkwoord

1. I read in the papers that tomorrow it _____ (rain).

2. Can you believe it? My brother ____ (see) Drake live in concert.

Grammatica

Als je iets niet van plan bent, dan zet je not of n't achter am/ are/ is.

I am not going to eat.

You are not going to eat.

He/ she/ it isn't going to eat.

We aren't going to eat.

Question tags

1. This is easy, isn't it?

2. We should do our homework, shouldn't we?

3. They aren't working now, are they?

• Aangeplakte, korte vragen.
• Om bevestiging te vragen van iets wat je eigenlijk al weet, maar nog niet zeker bent.
• toch? of niet? of wel? niet dan? hé?

Question tags

Stap 1:

This is easy, isn't it?

This isn't easy, is it?

Stap 2:

This is easy, isn't it?

• onderwerp --> persoonlijke voornaamwoord
• Rachel = she, Tom = he, your parents= they

Uitzondering

1. Kijk of er in de zin voor de komma een hulpwerkwoord staat.

Ja? –> herhaal het hulpwerkwoord in de tag

Nee? –> gebruik do/does/did

Hulpwerkwoord: can, could, must, have, should, will, would

VB: she likes him, doesn't she?

Practise

1. This was easy,            ?

• wasn't it

2. She shouldn't worry anymore,        ?

• should she

3. My parents didn't see that film,         ?

• did they.

4. She looks terrible,           ?     

• doesn't she