Alfataal 1
Wat is dit?
A
een straat
B
een stoep
C
een zebrapad
D
een weg
1 / 35
Onderdelen in deze les
Wat is dit?
A
een straat
B
een stoep
C
een zebrapad
D
een weg
Slide 1 - Quizvraag
Wat doe je hier?
A
lopen
B
oversteken
C
rennen
D
stoppen
Slide 2 - Quizvraag
Ik loop op de .....
A
stoep
B
weg
C
straat
D
fietspad
Slide 3 - Quizvraag
Een stad is.....
A
rustig
B
mooi
C
druk
D
klein
Slide 4 - Quizvraag
Een dorp is........
A
druk
B
rustig
C
groot
D
mooi
Slide 5 - Quizvraag
Wat zie je op de foto?
A
auto's
B
fietsen
C
trams
D
verkeer
Slide 6 - Quizvraag
China is........
A
ver weg
B
een stad
C
een taal
D
dichtbij
Slide 7 - Quizvraag
Wat doe je met een muis?
A
drukken
B
pakken
C
klikken
D
typen
Slide 8 - Quizvraag
Wat doe je met een toetsenbord?
A
luisteren
B
typen
C
klikken
D
aandoen
Slide 9 - Quizvraag
Mijn wachtwoord is......
A
lang
B
kort
C
moeilijk
D
geheim
Slide 10 - Quizvraag
Ik.....mijn wachtwoord.
A
schrijf
B
zeg
C
typ
D
geef
Slide 11 - Quizvraag
Ik.....op de knop.
A
sla
B
druk
C
typ
D
klik
Slide 12 - Quizvraag
Ik.......een email naar de meester.
A
geef
B
pak
C
maak
D
stuur
Slide 13 - Quizvraag
Ik doe mijn computer.....
A
open
B
dicht
C
aan
D
uit
Slide 14 - Quizvraag
Wat betekent 'Ik hou van voetbal'?
A
ik kijk naar voetbal
B
ik voetbal
C
ik ga naar voetbal
D
ik vind voetbal leuk
Slide 15 - Quizvraag
Als het vandaag donderdag is,
welke dag is het dan morgen?
welke dag is het dan morgen?
A
dinsdag
B
woensdag
C
donderdag
D
vrijdag
Slide 16 - Quizvraag
Welke dag was het gisteren?
A
dinsdag
B
woensdag
C
donderdag
D
vrijdag
Slide 17 - Quizvraag
Zullen we film kijken?
A
Ja, leuk!
B
Film kijken is leuk.
C
Ik hou van film kijken
D
Film kijken is saai
Slide 18 - Quizvraag
Wat is dit?
A
drinken
B
fruit
C
sap
D
groente
Slide 19 - Quizvraag
een.....melk
A
kilo
B
pak
C
doos
D
stuk
Slide 20 - Quizvraag
een.....kaas
A
liter
B
half
C
stuk
D
pak
Slide 21 - Quizvraag
Wat is dit?
A
vlees
B
vis
C
groente
D
fruit
Slide 22 - Quizvraag
Wat is dit?
A
groente
B
kruiden
C
fruit
D
kaas
Slide 23 - Quizvraag
Wat doe je in de supermarkt?
A
eten
B
drinken
C
kopen
D
boodschappen
Slide 24 - Quizvraag
Ik.....met mijn pinpas.
A
koop
B
betaal
C
geef
D
zoek
Slide 25 - Quizvraag
Wat is dit?
A
geld
B
papier
C
een tekening
D
wc papier
Slide 26 - Quizvraag
Wat is dit?
A
een mes
B
een lepel
C
een vork
D
een pan
Slide 27 - Quizvraag
Wat doe je met een mes?
A
eten
B
roeren
C
proeven
D
snijden
Slide 28 - Quizvraag
Wat doe je met een lepel?
A
snijden
B
pakken
C
roeren
D
betalen
Slide 29 - Quizvraag
Wat doet de man?
A
proeven
B
eten
C
drinken
D
roeren
Slide 30 - Quizvraag
De soep is.....
A
lekker
B
koud
C
groen
D
heet
Slide 31 - Quizvraag
Wat is dit?
A
wortel
B
ui
C
knoflook
D
kruiden
Slide 32 - Quizvraag
Wat zijn dit?
A
knoflook
B
ui
C
wortel
D
kruiden
Slide 33 - Quizvraag
Wat is dit?
A
ui
B
kruiden
C
tomaat
D
knoflook
Slide 34 - Quizvraag
Wat betekent 'Ik eet graag soep'?
A
ik wil soep eten
B
ik vind soep lekker
C
ik eet soep
D
ik vind soep vies
