Test revision: Theme 1 grammar _ Theme 2 vocabulary words

( herhaling Theme 1 grammar, Theme 2 Vocabulary words & stones )
GOAL
Aan het einde van de les weet jij:
-Welk onderdeel je nog moet doornemen voor de toets.
- Hoe het kan dat je een onderdeel nog niet helemaal onder de knie hebt.
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

( herhaling Theme 1 grammar, Theme 2 Vocabulary words & stones )
GOAL
Aan het einde van de les weet jij:
-Welk onderdeel je nog moet doornemen voor de toets.
- Hoe het kan dat je een onderdeel nog niet helemaal onder de knie hebt.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

KORTE ANTWOORDEN:  SHORT ANSWERS
In korte antwoorden herhaal je het eerste werkwoord van de vraag:

Are the beans ready? Yes, they are. / No, they aren’t.
Do you like this? Yes, I do. / No, I don’t.
Can I speak to you? Yes, you can. / No, you can’t.
Was our schoolyard nice? Yes, it was. / No, it wasn’t.

Slide 3 - Tekstslide

Can we help you?
A
Yes, you are.
B
Yes, you can.

Slide 4 - Quizvraag

Did she lock the door?
A
No, she hasn't.
B
No, she didn't.
C
No, she wasn't.

Slide 5 - Quizvraag

Are your parents at home?
A
Yes, they do.
B
Yes, he is.
C
Yes, they are.

Slide 6 - Quizvraag

Complete the answer:
Have you finished it? - Yes, I ....

Slide 7 - Open vraag

Complete the answer:
Is your new room big? No, it .........

Slide 8 - Open vraag

May vs might


1. may / might + hele werkwoord om toestemming te vragen of zeggen dat iets niet is toegestaan. 'may' is mogen en 'might' is zou mogen.

2. May / Might + Hele werkwoord kunnen ook gebruikt worden om te zeggen dat iets mogelijk gaat gebeuren. Hierbij is might minder waarschijnlijk of hypotetisch.

Slide 9 - Tekstslide

be allowed to
1. be allowed to + hele werkwoord om te zeggen dat iets (niet) is toegestaan volgens de regels.

Slide 10 - Tekstslide

... I ask you a question sir?
A
may
B
might
C
am I allowed to

Slide 11 - Quizvraag

.... you smoke in the school?
A
may
B
might
C
are you allowed to

Slide 12 - Quizvraag

you ... (not) drive faster than 30km/h.
A
may not
B
might not
C
are not allowed to

Slide 13 - Quizvraag

The Future
HV3

Slide 14 - Tekstslide

4 ways to use the Future tense
Present simple
fixed time 
(volgens rooster)
The bus leaves at 6.
Present continuous
dingen gaan zeker gebeuren
I'm leaving for Paris tomorrow.
to be going to
plan gemaakt, afspraak nog niet
We're going to watch 
Madagaskar in the vacation!
will/shall
nog geen plan
je doet een voorstel
She'll become a lawyer once.
Shall I bring you a drink?

Slide 15 - Tekstslide

Alice ............ (sing) for a live audience some day.

Slide 16 - Open vraag

Once she's asked for The Voice, Alice .............. (sing) live on TV.

Slide 17 - Open vraag

RTL ............. (broadcast) The Voice every Friday night at 8.

Slide 18 - Open vraag

Alice ............... (perform) live on The Voice this Friday

Slide 19 - Open vraag

Which future tense should be used?
- Mum thinks it ... tomorrow, but she is not sure.
A
will rain
B
is going to rain
C
rains
D
is raining

Slide 20 - Quizvraag

Which future tense should be used?
- Our team ... tomorrow. It's on the schedule.
A
will play
B
is going to play
C
plays
D
is playing

Slide 21 - Quizvraag

Which future tense should be used?
- Look at those clouds! It ... for sure !
A
will rain
B
is going to rain
C
rains
D
is raining

Slide 22 - Quizvraag

Which future tense should be used?
- The film ... at 8 pm tonight.
A
will start
B
is going to start
C
starts
D
is starting

Slide 23 - Quizvraag

Which future tense should be used?
- ... you with your homework?
A
Shall I help
B
Am I going to help
C
Do I help
D
Am I helping

Slide 24 - Quizvraag

Hoe goed snap je The Future nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

4 manieren om de
toekomst te maken?

Slide 26 - Woordweb

Theme 2 vocabulary words( Wrts )
( 15 Mins)
Log in WRTS and practise the vocabulary words and stones.

https://leren.wrts.nl/groups/98924/join?key=e5c4723 

Slide 27 - Tekstslide

THEME 2

1. Not either, so, neither.....nor....
2. Prepositions of directions.
3. Modals ( should, must, have to, ought)


Slide 28 - Tekstslide

Stappenplan
Staat er in de zin een vorm van to be of een hulpwerkwoord?
Dan herhaal je die ( pas het aan de persoon aan): She is late. So am I.
Staat er geen vorm van to be of een hulpwerkwoord?
1. Kijk dan naar de tijd van de zin.
bij: t.t : do/does
v.t : did
They like to draw. So do we.

Slide 29 - Tekstslide

so (positieve zinnen)

Celine is watching TV. So am I. ( ik ook)
Sam can speak French fluently. So can I.

Slide 30 - Tekstslide

Neither/nor ( ontkennende zinnen)
Sandra cannot play the guitar. Neither (nor) can I. (  ik ook niet)
Jennifer hasn't eaten her sandwich. Neither (nor) has James.

Je gebruikt het bij ontkennende zinnen, maar na neither/nor geen NOT!

Slide 31 - Tekstslide

Not....either. Neither
Lucy: I don't live in London.
Me: I don't either (=I also don't live in London).
Lucy: I don't live in London.
Me: Neither does David / David doesn't either / David neither.

Slide 32 - Tekstslide

Prepositions of directions
LEARN THEM BY HEART!

1. Translate the sentence into Dutch & choose the right definition. ( play the game!)

Slide 33 - Tekstslide

Modals: must/ have to/ should/ ought

Slide 34 - Tekstslide

must/ have to
"moeten"
Welke je moet gebruiken hangt af van wie het zegt.

Slide 35 - Tekstslide

MUST ( moeten verplichting) : jij zelf / de spreker vindt dat iets ( niet) moet. Persoonlijke mening. Instructie
- (teacher gives instructions) You must complete the essay by Friday.
HAVE TO ( moeten): 
-( the student says) We have to complete the essay by Friday.
                     * In vragen gebruik je meestal have to.

Slide 36 - Tekstslide

don't have to/should/ought
DON'T/ DOESN'T HAVE TO ( hoeft niet): iemand heeft nog een keuze. Het moet niet.
- You're a guest. You don't have to do the dishes.
SHOULD  (zou moeten, advies):
- You shouldn't drink so much coffee.
OUGHT TO (zou moeten, verplichting, formeel!):
-You oughtn’t study while listening to music.

Slide 37 - Tekstslide

You ......to take warm clothes with you to Dublin. It might be cold at night
A
should
B
must
C
ought
D
have to

Slide 38 - Quizvraag

I ....buy a new shirt.
A
should
B
must
C
ought
D
have to

Slide 39 - Quizvraag

End
End

Slide 40 - Tekstslide