Semana 46 Unidad 1 Lección 1 ¿Cuál es tu número de móvil?

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

¡BIENVENIDOS!

Objetivos Doelen 

En esta clase... In deze les...

1. ... empezamos con Unidad 1 beginnen we met Unidad 1

2. ... aprendemos a presentarnos leren we onszelf voor te stellen

Unidad 1 Mis amigos y yo

Introducción + ¡En marcha! LT p 19

¿Cuál es tu número de móvil? LT p 20

Ejercicio 4

1. Welke zinnen om jezelf voor te stellen herken je nog?

2. Welke zijn nieuw?  

3. Welke weet je nog meer?

¿Cuál es tu número de móvil? LT p 20

¿Cuál es tu número de teléfono?             

Wat is jouw telefoonnummer?

¿Cuál es tu correo electrónico?                                     

Wat is jouw email adres?

Voer nu met een klasgenoot een gesprekje! (Ej. 4)

@ = arroba

  .  = punto 

Getallen LT p 15

¿Cuál es tu número de móvil? LT p 20

Ejercicio 3

1. Ken je de getallen van 0 t/m 15 nog? (Zie LT p. 15)

2. Luister en verbind de telefoonnummers aan de juiste naam.

¡A trabajar! Aan het werk!

Maak nu uit je LE p. 7 ej. 1 en 2

Ej. 1

lugar de residencia = woonplaats

apellido = achternaam

Gebruik je nieuwe woordenlijst!

Deberes Huiswerk

Maken: LE p. 7 ejs 1 y 2

Leren: Woordenlijst blokje Interrogativos - Vraagwoorden

Lezen: LT p. 26 blokje C De vragend voornaamwoorden

¡Hasta luego!

¡BIENVENIDOS!

Objetivos Doelen 

En esta clase... In deze les...

1. ... aprendemos a presentarnos leren we onszelf voor te stellen

2. ... aprendemos a hacer preguntas a otras personas leren we vragen te stellen aan andere mensen

STARTOPDRACHT

LE p. 7 ej. 1 

¿Cómo se llama tu colegio? Mi colegio se llama ...

¿Cuál es tu apellido? Mi apellido es ...

¿Cuál es tu nacionalidad? Soy ... 

¿Cuál es tu número de móvil? LT p 20

Ejercicio 1 

1. Wat zien we? Wat staat er in de grijze blokjes?

2. Wat betekenen de zinnen bij a t/m e?

3. Welke zinnen horen bij aan Maya en welke bij Álvaro?

¿Cuál es tu número de móvil? LT p 20

Ejercicio 2

1. Wat betekenen de vragen?

2. Beantwoord de vragen in het Nederlands. Gebruik de grijze blokjes erboven.

Ser, llamarse, tener Zijn, heten, hebben

het onderwerp van de zin	ser zijn	tener hebben	llamarse heten
yo (ik)	soy	tengo	me llamo
tú (jij)	eres	tienes	te llamas
él/ella (hij/zij)	es	tiene	se llama

¿Cuál es tu número de móvil? LT p 20

Ejercicio 2

Je hebt de antwoorden al in het Nederlands. Probeer nu eens de vragen in het Spaans te beantwoorden.

¿Cuál es tu número de móvil? LT p 20

ANTWOORDEN

a. (La madre de Álvaro) se llama Carmela.

b. Maya tiene 12 años.

c.  Álvaro es de Alcorcón / España.

d. Es 679562389

Deberes Huiswerk

Leren: Aantekening Ser, llamarse, tener.

¡Hasta luego!