vragen uurtje Hoofdstuk 2 stoffen
1 / 34
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Een stofeigenschap is een eigenschap
A
waaraan je stoffen kunt herkennen
B
waar je stoffen van elkaar kunt onderscheiden
C
Beide antwoorden zijn goed
D
Beide antwoorden zijn fout
Slide 3 - Quizvraag
welke
stofeigenschappen
zijn er
stofeigenschappen
zijn er
Slide 4 - Woordweb
Geef een andere naam voor een gevarensymbool.
A
Pictogram
B
Kilogram
C
Instagram
D
Fotogram
Slide 5 - Quizvraag
Wat betekend het gevarensymbool hiernaast?
A
Milieugevaarlijk
B
Giftig
C
Corrosief
D
Explosief
Slide 6 - Quizvraag
Waaraan kun je een oplossing herkennen?
A
Een oplossing is troebel
B
Een oplossing is helder
C
Geen van beide antwoorden is goed.
D
Beide antwoorden zijn goed.
Slide 7 - Quizvraag
Waaraan kun je een mengsel herkennen?
A
Het product bestaat uit 2 of meerdere stoffen
B
Een oplossing is helder
C
Geen van beide antwoorden is goed.
D
Beide antwoorden zijn goed.
Slide 8 - Quizvraag
De eenheid van massa kan zijn...
A
Liter
B
Centimeter
C
Gram
Slide 9 - Quizvraag
Massa bepaal je met een
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder
Slide 10 - Quizvraag
Welk symbool hoort bij massa ?
A
M
B
N
C
m
D
G
Slide 11 - Quizvraag
Welke eenheid hoort bij volume?
A
Uur
B
Liter
C
Kelvin
D
Seconde
Slide 12 - Quizvraag
Het symbool van volume is
A
V
B
L
C
v
D
dm3
Slide 13 - Quizvraag
Gaan we nu kijken naar het volume.
Wat is een ander woord voor volume?
Wat is een ander woord voor volume?
A
oppervlakte
B
maat
C
inhoud
D
grootte
Slide 14 - Quizvraag
De formule voor volume is...
A
l x b x h
B
m/v
C
p x v
Slide 15 - Quizvraag
beginstand: 15 mL
eindstand: 24 mL
Volume?
eindstand: 24 mL
Volume?
A
10 cm3
B
14 cm3
C
9 cm3
D
11 cm3
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Video
De dichtheid van 1 kilogram lood en 1 gram lood is
A
gelijk
B
verschillend
C
dat kun je niet weten
D
gelijk aan water
Slide 18 - Quizvraag
IJs heeft een dichtheid van 0,95 g/cm3.Water heeft een dichtheid van 1,00 g/cm3 dus:
A
IJs zal zinken in water
B
IJs zal drijven op water
C
Je weet niet of ijs drijft of zinkt
D
IJs zal zweven in water
Slide 19 - Quizvraag
Stel je wilt de massa berekenen en hebt de dichtheid en het volume, welke formule moet je dan gebruiken?
A
m = ρ ∙ V
B
m = V : ρ
C
m = ρ - V
D
m = ρ : V
Slide 20 - Quizvraag
Stel je wilt het volume berekenen en hebt de dichtheid en de massa, welke formule moet je dan gebruiken?
A
V = ρ ∙ m
B
V = ρ : m
C
V = ρ - m
D
V = m : ρ
Slide 21 - Quizvraag
Je hebt een blokje met een massa van 45 gram en een volume van 4,2 cm3. Hoe groot is de dichtheid?)
A
10,7 g/cm^3
B
189 g/cm^3
C
0,09 g/cm^3
D
10,7 g
Slide 22 - Quizvraag
Had je de formule genoteerd?
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quizvraag
Had je de berekening?
A
Ja
B
Nee
Slide 24 - Quizvraag
Had je de eenheid?
A
Ja
B
Nee
Slide 25 - Quizvraag
De dichtheid van een blokje ijzer is 7,8 g/cm3. Je hebt een blokje van 6,5 cm3. Wat is de massa van dit blokje in g?
A
50,7 g
B
1,2 g
C
0,83 cm^3
D
40,7 cm^3
Slide 26 - Quizvraag
Had je de formule genoteerd?
A
Ja
B
Nee
Slide 27 - Quizvraag
Had je de berekening genoteerd?
A
Ja
B
Nee
Slide 28 - Quizvraag
Had je de juiste eenheid?
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quizvraag
De massa is 50 gram en de dichtheid 0,8 g/cm3. Hoe groot is het volume van dit blokje in cm3?
A
40 cm^3
B
40 g
C
62,5 cm^3
D
0,02 cm^3
Slide 30 - Quizvraag
Had je de formule genoteerd?
A
Ja
B
Nee
Slide 31 - Quizvraag
Had je de berekening genoteerd?
A
Ja
B
Nee
Slide 32 - Quizvraag
Had je de juiste eenheid?
A
Ja
B
Nee
Slide 33 - Quizvraag
Over welk onderwerp zou je nog extra uitleg willen hebben?
