Taalverzorging H2.2 werkwoorden vervoegen (gebiedende wijs) les 4

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Taalverzorging 2.2
Doelen:
- je kan de pv vervoegen in de tt en de vt
- je kan het voltooid deelwoord vervoegen
- je kan de pv vervoegen in de gebiedende wijs

Slide 2 - Tekstslide

Vormen van een werkwoord
Er zijn drie vormen:
1. persoonsvorm
2. infinitief
3. voltooid deelwoord
Voor je een werkwoord spelt, ga je na om welke vorm het gaat.

Slide 3 - Tekstslide

PV in de tegenwoordige tijd

Slide 4 - Tekstslide

PV in de verleden tijd (1)
Bepaal nu eerst of het een sterk of en zwak werkwoord is.

Sterk: klankverandering werkwoord (lopen-liepen)
Deze moet je uit je hoofd leren!

Slide 5 - Tekstslide

PV in de verleden tijd (2)
Bij zwakke werkwoorden: 
ik-vorm + te(n) of ik-vorm + de(n)

Gebruik hierbij 't x-fokschaap.
1. neem de stam 
2. kijk naar de laatste letter
3. is dat een medeklinker uit 't x-fokschaap? ik-vorm + te(n)
4. is dat geen medeklinker uit 't x-fokschaap? ik-vorm + de(n)

Slide 6 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (1)
Ook hier geldt dat je eerst kijkt of het om sterke of zwakke werkwoorden gaat. 

Sterke werkwoorden: je hoort hoe je het moet schrijven
Zwakke werkwoorden: voltooid deelwoord eindigt op -t of -d. 
Soms kun je dit horen. 
ik werkte                ik heb gewerkt
ik baalde                ik heb gebaald

Slide 7 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (2)
Als je niet kan horen of je het voltooid deelwoord met een -t of een -d schrijft, kun je twee dingen doen:
1. doe de verlengproef (maak het langer): je maakt er een bijvoeglijk naamwoord van
rijpen                      het gerijpte fruit hij is gerijpt
rimpelen                     de gerimpelde huid hij is gerimpeld

2. gebruik de regel van 't x-fokschaap, zoals hij de verleden tijd

Slide 8 - Tekstslide

Gebiedende wijs
Dit is een bevel of een aansporing.
De persoonsvorm staat vaak vooraan in de zin.
Je schrijft de persoonsvorm in de ik-vorm.

Bijv. Word nu donateur!
Antwoord altijd netjes met twee woorden!

Slide 9 - Tekstslide

.......(melden) je zo snel mogelijk bij de conciërge!
A
Meldt
B
Meld
C
Meldde
D
Gemeld

Slide 10 - Quizvraag

Mijn ouders hebben er nooit over ......(peinzen) om de caravan weg te doen.
A
gepeinst
B
gepeinzd
C
gepeinsd
D
gepeinzt

Slide 11 - Quizvraag

....... (Leiden) u ons richting het restaurant?
A
leid
B
leit
C
leidt
D
leidde

Slide 12 - Quizvraag

Het ........ (sneeuwen) in Nederland meestal wel een paar keer per jaar.
A
sneeuwde
B
sneeuwt
C
sneeuwd
D
gesneeuwd

Slide 13 - Quizvraag

De klantenservice ....... (beantwoorden) je vraag meestal snel.
A
beantwoord
B
beantwoort
C
beantwoordde
D
beantwoordt

Slide 14 - Quizvraag

De styliste .........(kleden) vroeger haar klanten altijd met veel gevoel voor stijl.
A
kleedde
B
kleedden
C
kledde
D
klede

Slide 15 - Quizvraag