Argumentatie

Argumentatie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Argumentatie

Slide 1 - Tekstslide

Argumentatie
Vandaag: korte herhaling theorie
Verder werken aan opdrachten uit boek
Morgen: Lezen met de Leessandwich

Slide 2 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk over argumentatie 
te leren?
  • Argumenten zijn overal. Van je leraar overtuigen dat je echt wel een beter cijfer hebt verdiend tot je toekomstige werkgever duidelijk maken dat jij de perfecte kandidaat voor het baantje bent. Door argumentatie te begrijpen leer je beter je mening vormen en hoe je die kunt onderbouwen.

  • Je leert kritisch lezen en luisteren: niet alles wat je leest of hoort is waar, soms is het alleen een mening van de schrijver.

Slide 3 - Tekstslide

Feitelijk - waarderend
Een feitelijk argument is controleerbaar, een waarderend argument niet: daarover kun je van mening verschillen.

Feitelijk argument: 
Ik ga graag naar Trianon, want die bioscoop is bij mij om de hoek.

Waarderend argument:
Ik ga graag naar Trianon, want dat is de mooiste bioscoop van Leiden.



Slide 4 - Tekstslide

Standpunt
In een overtuigende tekst probeert een schrijver je te overtuigen van zijn standpunt: zijn mening over iets. 

Bijvoorbeeld: 
Het openbaar vervoer moet goedkoper worden.

Slide 5 - Tekstslide

Argument
Een standpunt wordt onderbouwd met argumenten: zo legt de schrijver uit waarom hij een bepaald standpunt heeft.

Bijvoorbeeld: Het openbaar vervoer moet goedkoper worden (standpunt), omdat hierdoor minder files zullen ontstaan (argument).

Slide 6 - Tekstslide

Het was geen leuk festival, want een flesje water kostte wel vijf euro.

Het was geen leuk festival is een:
A
Standpunt
B
Argument

Slide 7 - Quizvraag

De besmettingsgraad is nog steeds hoog, dus het coronavaccin moet verplicht worden.

De besmettingsgraad is nog steeds hoog is een:
A
Standpunt
B
Argument

Slide 8 - Quizvraag

Aangezien hij zijn fiets heeft schoongemaakt, wil hij die nu niet vuilmaken.

Aangezien hij zijn fiets heeft schoongemaakt is een:
A
standpunt
B
argument

Slide 9 - Quizvraag

Feitelijk - waarderend
Een feitelijk argument is controleerbaar, een waarderend argument niet: daarover kun je van mening verschillen.

Feitelijk argument: 
Ik ga graag naar Trianon, want die bioscoop is bij mij om de hoek.

Waarderend argument:
Ik ga graag naar Trianon, want dat is de mooiste bioscoop van Leiden.



Slide 10 - Tekstslide

Een feitelijk argument kan zijn:
A
een norm of waarde
B
geloof of overtuiging
C
een vermoeden
D
onderzoek of wetenschap

Slide 11 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend argument?
Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 12 - Quizvraag

Met een korting van 50 procent op groente en fruit gaan mensen aanzienlijk gezonder eten.

Is dit een feitelijk of niet feitelijk argument?
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 13 - Quizvraag

Nevenschikkend - onderschikkend
Nevenschikkend > Meerdere, gelijkwaardige argumenten die naast elkaar kunnen bestaan > EN
Onderschikkend > Argumenten die elkaar ondersteunen, zonder de een is de ander minder sterk > WANT




Slide 14 - Tekstslide

Arjen Lubach - Vlees 
Bekijk het filmpje in de volgende slide en denk na over de volgende vragen. Na het filmpje volgt hier een vraag over.

1. Wat is het standpunt in dit filmpje?
2. Wat zijn de argumenten?
3. Zijn de argumenten feitelijk of waarderend?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

1. Wat is het standpunt in dit filmpje?
2. Wat zijn de argumenten?
3. Zijn de argumenten feitelijk of waarderend?

Slide 17 - Open vraag

Einde van deze les
Maken: H3 Meer dan lezen 
HW was: Opdracht 1, 2 en 3
HW voor morgen: Opdracht 4 en 5
Morgen: bespreken opdrachten H3 en Lezen met de leessandwich

Slide 18 - Tekstslide