1C H5 voorbereiding toets deel 1

Verwijswoorden

Woord van de week
Toets afspreken
Herhaling hoofdstuk 5
Herhaling hoofdstuk 5
Nederlands
13 april
Nakijken
De Brug opdracht bij hoofdstuk 5 maken
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten als oefening op de toets
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verwijswoorden

Woord van de week
Toets afspreken
Herhaling hoofdstuk 5
Herhaling hoofdstuk 5
Nederlands
13 april
Nakijken
De Brug opdracht bij hoofdstuk 5 maken
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten als oefening op de toets

Slide 1 - Tekstslide

Woord van de week

1. betekenis
2. zin maken

Slide 2 - Tekstslide

Toets Hoofdstuk 5

Volgende week dinsdag!

Stof: Lezen, Woordenschat en Taalverzorging

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk check

Bladzijde 142-143 zelf 4 opdrachten kiezen

Wie heeft het gemaakt?

Slide 4 - Tekstslide

Straks alles nakijken

Slide 5 - Tekstslide

Deze les
Herhalen theorie hoofdstuk 5
Lezen, Woordenschat, Taalverzorging

Want: toets Hoofdstuk 5 volgende week dinsdag 

Slide 6 - Tekstslide

Lezen: Het doel van een tekst
Elke tekst heeft een doel. De schrijver bedenkt dit doel voordat hij de tekst schrijft. Er zijn 5 verschillende doelen van een tekst:
1. informatie geven
2. iets leren of uitleggen
3. iets laten doen
4. mening geven
5. amuseren

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden
1. informatie geven: een nieuwsbericht
2. iets leren of uitleggen: een recept
3. iets laten doen: een advertentie
4. mening geven: een boekbespreking
5. amuseren: een verhaal

Slide 8 - Tekstslide

Bedenk nu zelf een ander voorbeeld bij: amuseren

Slide 9 - Open vraag

Bedenk nu zelf een ander voorbeeld bij: informatie geven

Slide 10 - Open vraag

Woordenschat: een bekend woorddeel zoeken

Soms ken je de betekenis van een woord niet. Je kunt dan op zoek gaan naar een deel van het woord dat je al wel kent. 
Er zijn 3 soorten:
1. samenstelling
2. voorvoegsel
3. achtervoegsel

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden
1. samenstelling: bankstel bestaat uit het woord bank en het woord stel. Stel betekent 2, dus 2 banken
2. voorvoegsel: bij het woord onnodig herken je het woord nodig en het woord 'on'. On betekent niet, dus niet nodig.
3. achtervoegsel: tijdloos bestaat uit het woord tijd, met het achtervoegsel loos. Loos betekent 'zonder', dus zonder tijd. 

Slide 12 - Tekstslide

Herkenning
Op dezelfde manier kun je dus te werk gaan bij woorden die je niet kent. 

Er zit meestal wel iets van herkenning in zo'n woord.

Slide 13 - Tekstslide

Vragen? 

Slide 14 - Tekstslide

Aan het werk
Eerst: Alle opdrachten hoofdstuk 5 nakijken!

Daarna: Zoek achterin je boek het hoofdstuk De Brug.
Maak van alle onderdelen (Lezen, Woordenschat, Taalverzorging) de opdrachten die horen bij Hoofdstuk 5.

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk


Als voorbereiding op de toets maak je De Brug


Slide 16 - Tekstslide

Vragen?

Slide 17 - Tekstslide