HA1: Kapitel 1: haben und sein

haben und sein
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

haben und sein

Slide 1 - Tekstslide

Het programma:
  • Korte uitleg werkwoorden haben und sein

  • Quiz

  • Oefenen met haben en sein op www.duits.de

Slide 2 - Tekstslide

Het leerdoel
       Je kent de persoonlijke voornaamwoorden.
 Je kunt het werkwoord sein vervoegen.
    Je kunt het werkwoord haben vervoegen.

Slide 3 - Tekstslide

werkwoorden vervoegen

Om werkwoorden te kunnen vervoegen heb je een aantal dingen nodig:


- Je moet alle persoonlijke voornaamwoorden kennen

- Je moet weten welke vormen van het werkwoord haben/sein bij de persoonlijke voornaamwoorden horen

Slide 4 - Tekstslide

persoonlijke voornaamwoorden

enkelvoud:

ik = ich

jij = du

hij = er

zij = sie

het = es

Slide 5 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord

meervoud:

wij = wir

jullie = ihr

zij = sie

u = Sie

Slide 6 - Tekstslide

even oefenen
Wat is de juiste vertaling?

Slide 7 - Tekstslide

ik
A
ich
B
du
C
er
D
es

Slide 8 - Quizvraag

jullie
A
wir
B
ihr
C
sie
D
Sie

Slide 9 - Quizvraag

het
A
ich
B
er
C
sie
D
es

Slide 10 - Quizvraag

sie
A
zij
B
u
C
jullie
D
het

Slide 11 - Quizvraag

du
A
ik
B
jij
C
hij
D
zij

Slide 12 - Quizvraag

Hoe zien de werkwoorden haben/sein eruit?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Ich .... Lehrer. (sein)
A
sind
B
bin
C
seid
D
bist

Slide 15 - Quizvraag

Ihr .... gut gearbeitet. (haben)
A
habt
B
haben
C
hat
D
hast

Slide 16 - Quizvraag

Wir .... Hausaufgaben gemacht. (haben)
A
hat
B
habe
C
habt
D
haben

Slide 17 - Quizvraag

Ihr ... zu spät (sein)
A
seid
B
sind
C
bin
D
bist

Slide 18 - Quizvraag

Lisa ..... krank (sein)
A
bist
B
sind
C
ist
D
bin

Slide 19 - Quizvraag

Ich ... etwas gemacht (haben)
A
haben
B
habe
C
habt
D
hat

Slide 20 - Quizvraag

Je onthoudt beter als je iets beeldend maakt.

Maak een overzicht van de werkwoorden haben/sein.

De hele rijtjes van haben/sein moeten op het overzicht staan

Verzin zelf 4 oefenzinnen (2 met haben, 2 met sein)





Slide 21 - Tekstslide

oefenen
Oefenen met haben en sein op www.duits.de

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide