Deel 1 les 4

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
psychologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Ontwikkelingsaspecten
Gebieden waarop mensen zich ontwikkelen, elke fase in het leven

Slide 5 - Tekstslide

Ontwikkelings- 
aspecten
Lichamelijke ontwikkelingsaspect:
  • Motoriek 
  • Zintuigen

Emotionele ontwikkelingsaspect: 
  • Emoties, gevoel veiligheid en vertrouwen

Slide 6 - Tekstslide

Ontwikkelings-
aspecten
Cognitieve ontwikkeling:
  • Geheugen, verstand, taalontwikkeling

Seksuele ontwikkeling:
  • Lichaam- lustbeleving
  • Sekse ontwikkeling

Slide 7 - Tekstslide

Ontwikkelings-
aspecten
Sociale ontwikkeling:
  • Omgaan met elkaar
  • Rekening houden met elkaar
  • Inlevingsvermogen
  • Samenwerken

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

De leeftijd van de baby tot peuter is
(de theorie van vorige week en deze week)
A
0-2 jaar
B
0-3 jaar
C
0-4 jaar
D
0-5 jaar

Slide 10 - Quizvraag

De leeftijdsfase van een puber is:
A
6 - 12 jaar
B
10 - 15 jaar
C
12 - 17 jaar
D
14 - 18 jaar

Slide 11 - Quizvraag

Als een kind zich op motorisch en zintuigelijk gebied ontwikkeld… Over welk ontwikkelingsaspect hebben we het dan?
A
Sociale ontwikkelingsaspect
B
Lichamelijke ontwikkelingsaspect
C
Emotionele ontwikkelingsaspect
D
Cognitieve ontwikkelingsaspect

Slide 12 - Quizvraag

Na jaren lang ruzie gaan de ouders van Pim (8) scheiden… De gezinshulpverlener van Pim geeft aan dat Pim zijn gedragsproblemen grotendeels komen door de situatie in het gezin.
Wat voor factor is dit die Pim zijn ontwikkeling beïnvloed?
A
Interne factor
B
Externe factor

Slide 13 - Quizvraag

De volgende bewegingen vallen onder de grove motoriek:
A
Klimmen en klauteren
B
Tekenen
C
Eten
D
Puzzelen

Slide 14 - Quizvraag

Een 'gewone' zwangerschap duurt:
A
tussen 28 - 40 weken
B
tussen 35 - 45 weken
C
tussen 37 - 42 weken
D
40 weken

Slide 15 - Quizvraag

1. De ogen van een baby zijn bij de geboorte al goed ontwikkeld. Ze zien scherp en kunnen goed volgen wat er om hen heen gebeurd.
2. De twee opvallende reflexen van een baby zijn het grijpreflex en zuigreflex.
Welke stelling(en) zijn juist?
A
Alleen stelling 1
B
Alleen stelling 2
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Fasen 
periode 1
  1. Ongeboren kind / prenatale fase (37-42 weken)
  2. Baby (0-18 maanden)
  3. Peuter (18m - 4 jaar)

  4. Kleuter (4-6 jaar)
  5. Schoolkind (6-12 jaar)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkeling
baby - peuter blz. 55

Slide 21 - Tekstslide

Exploratie
drang

= de dringende behoefte bij de peuter om de wereld te ontdekken. 


De peuter voelt zich veilig, durft ouders/verzorgers los te laten om op ontdekkingstocht te gaan

Slide 22 - Tekstslide

Cognitieve Ontwikkeling
Kenmerken van het denken van een peuter
1. Concreet denken:
Een peuter kan alleen nadenken over wat hij op dat moment ziet en tastbaar is
2. Magisch denken:
Peuter fantaseert enorm, kan nog niet onderscheid maken wat echt is en wat niet
3. Animistisch denken: 
Aan levenloze dingen menselijke eigenschappen geven

Slide 23 - Tekstslide

Filmpje 
- Bange peuters - 

Kijkvraag:
Welke twee begrippen zie je in het filmpje naar voren komen?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Filmpje 
- Bange peuters - 

Kijkvraag:
Welke twee begrippen zie je in het filmpje naar voren komen?

Slide 26 - Tekstslide

Cognitieve Ontwikkeling
Kenmerken van het denken van een peuter
1. Concreet denken:
Een peuter kan alleen nadenken over wat hij op dat moment ziet en tastbaar is
2. Magisch denken:
Peuter fantaseert enorm, kan nog niet onderscheid maken wat echt is en wat niet
3. Animistisch denken: 
Aan levenloze dingen menselijke eigenschappen geven

Slide 27 - Tekstslide

Concreet denken
Magisch denken
Animistisch denken
De pop van Sofie is stout! Elke keer als Sofie haar pop op de stoel zet, valt ze er af
Emma is lekker aan het kliederen met haar eten. Ze kan op dit moment niet bedenken hoe haar bedje er uit ziet.
Elke avond als Sef gaat slapen moet papa de krokodil uit het dierenboek onder zijn bed wegjagen.

Slide 28 - Sleepvraag

Vaardigheden aanleren
baby en peuter
Omdat de baby 'er aan toe' is = rijping

1. Ervaringsleren: 
Leren door zelf te doen
2. Herhalingsleren:
Leren door eindeloos oefenen en herhalen
3. Imiterend leren:
Leren door anderen bewust na te doen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Taalontwikkeling
vanaf ongv. 2 jaar

Eerst 2 woordzinnen
'(pop stout)'

Daarna 3 woordzinnen 
'(Ivo boos pijn)'

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Persoonlijkheidsontwikkeling
Wie ben ik? Wat wil ik? Wat kan ik? Etc.
  • Eenkennigheidsperiode (rond 7maand), hierdoor scheidingsangst 
  • Temperament: De manier waarop baby reageert in omstandigheden 
  • Ontbreken ik-gevoel: komt pas na 1,5 - 2 jaar. Baby weet niet dat hij een 'eigen persoontje' is. 

Slide 33 - Tekstslide

Sociale ontwikkeling
Hoe gaat een peuter (2-4) om met zijn omgeving?
  • Parallel spel: Baby kan niet samen spelen, maar baby's spelen naast elkaar

Favoriete spellen:
Bewegingsspel (bewegen!), imitatiespel (nadoen!) en constructiespel (bouwen!)

Slide 34 - Tekstslide

Emotionele ontwikkeling
Veilige hechting:
= Behoefte baby wordt bevredigd 
Gevolg: Baby durft te ontwikkelen, mag foutjes maken, baby heeft vertrouwen in omgeving

Onveilig hechting:
= Behoefte baby wordt niet bevredigd
Gevolg: Baby is onzeker, durft niet en hecht moeilijk aan mensen

Slide 35 - Tekstslide

Emotionele ontwikkeling
Een baby is egocentrisch, de peuter heeft een koppigheidsfase
  • Egocentrisme =
een onvermogen om je te verplaatsen
in anderen en je in te leven
  • Koppigheidsfase = 
Peuter heeft door dat hij invloed heeft
'ik ben twee en zeg nee!' 'peuterpuberteit'

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de volgende verwerkingsopdrachten:

4 t/m 9

(blz. 39 t/m 43)

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Animistisch denken isssss
A
Levenloze dingen menselijke eigenschappen geven
B
Fantaseren en geen onderscheid kunnen maken echt/niet echt
C
Alleen maar denken aan wat er nu aanwezig is
D
Geen flauw idee

Slide 39 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van
constructiespel

Slide 40 - Woordweb

Slide 41 - Tekstslide