In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Ik geef een cadeau.
Ik geef het.
Ken jij die voetballer?
Ik ken hem.
1. mannelijk - le Tu connais le chanteur (m.ev.) ?
Oui, je le connais.
2. vrouwelijk - la Tu regardes la photo (v.ev) ? Oui, je la regarde.
3. voor een klinker of h - l' Tu as déjà son autographe?
Oui, je l'ai déjà.
4. meervoud - les Tu achètes les magazines? ui, je les achète.
Staat er een heel werkwoord in de zin? --> Le, la, l', les voor dat werkwoord.
Tu vas rencontrer l'actrice?Oui, je vais la rencontrer.
Staat er geen heel werkwoord in de zin? --> le, la, l', les direct vóór de persoonsvorm.
Tu achètes les magazines?Non, je ne les achète pas.
Au travail!