2M1 Lockdown week 3 les 1: meewerkend voorwerp

Grammatica
Meewerkend voorwerp
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Programma di. 20/1 - 3e uur
  • Herh. uitleg Gramm. zinsd. H4: t/m meewerkend voorwerp 
  • Oefenen met het meewerkend voorwerp
  • Gelegenheid voor vragen (over het huiswerk opdr. 1 t/m 8)

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm (pv) in deze zin?

Deze film hebben mijn vriendinnen mij aangeraden.
A
Deze film
B
hebben
C
mijn vriendinnen
D
mij

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het onderwerp (ow) in deze zin?

Deze film hebben mijn vriendinnen mij aangeraden.
A
Deze film
B
hebben
C
mijn vriendinnen
D
mij

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg) in deze zin?


Deze film hebben mijn vriendinnen mij aangeraden.
A
Deze film
B
hebben
C
hebben mij aangeraden
D
hebben aangeraden

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp (lv) in deze zin?


Deze film hebben mijn vriendinnen mij aangeraden.
A
Deze film
B
hebben
C
mijn vriendinnen
D
mij

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp (mv) in deze zin?


Deze film hebben mijn vriendinnen mij aangeraden.
A
Deze film
B
hebben
C
mijn vriendinnen
D
mij

Slide 7 - Quizvraag

Doel:

 Ik kan de zin in zinsdelen verdelen; ik kan de pv, het ow, het wg, het lv en het mv vinden en aanwijzen in de zin.

Slide 8 - Tekstslide

Theorie

gezegde: alle werkwoorden uit de zin

onderwerp: wie (wat) + gezegde?

lijdend voorwerp: wat (wie) + gezegde + onderwerp?


meewerkend voorwerp: aan/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 9 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

  • Aan / voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
  • Check daarna of je aan of voor kunt weglaten of toevoegen. Soms moet je hiervoor de woordvolgorde aanpassen.


Slide 10 - Tekstslide

Op welke manier kun je de pv níet vinden in een zin?
A
de zin vragend maken
B
de zin van tijd veranderen
C
Wie/wat + ow + wg?
D
de zin van meervoud naar enkelvoud veranderen

Slide 11 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp van een zin?
A
Wie/wat + pv?
B
Wie/wat + ow + gez?
C
Wie/wat + ow + gez + lv?
D
Aan wie/wat + ow + gez + lv

Slide 12 - Quizvraag

Hoe vind je het meewerkend voorwerp van een zin?
A
Wie/wat + pv?
B
Wie/wat + ow + gez?
C
Wie/wat + ow + gez + lv?
D
Aan wie/wat + ow + gez + lv

Slide 13 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp

  • Ik wil aan mijn tante een grote bos bloemen geven.
  • Ik / wil / aan mijn tante / een grote bos bloemen / geven
  • wg = wil geven
  • ow = ik (Wie wil?)
  • lv = een grote bos bloemen (Wat wil ik geven?)
  • mv --> Aan wie wil ik een een grote bos bloemen geven? aan mijn tante
  • Controle: kan ik aan weglaten? 
  • JA: Ik wil mijn tante een grote bos bloemen geven. --> meew. voorwerp

Slide 14 - Tekstslide

Is dit een meewerkend voorwerp?

Ik denk [aan de fijne vakantie].
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Let op:
  • Als een zinsdeel met aan of voor begint en het geeft een plaats / plek / locatie aan, dan is het GEEN meewerkend voorwerp.
  • Als er geen lijdend voorwerp in de zin staat, kan er GEEN meewerkend voorwerp in de zin staan.
  • Een onderwerp en een lijdend voorwerp kunnen NIET met een voorzetsel beginnen: aan, voor, tussen, op, over, in, achter, met, na
  • Bij een meewerkend voorwerp moet aan of voor weggelaten kunnen worden (of kunnen worden toegevoegd).

Slide 16 - Tekstslide

In welke zin is [aan oma] GEEN meewerkend voorwerp?


A
Ik maak een tekening voor oma.
B
Ik geef oma een cadeau.
C
Ik denk vaak aan oma.

Slide 17 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?

In het vliegtuig zit hij graag [aan het gangpad].
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?

Zij koopt een cadeautje [voor haar zieke vriendin].
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Mag ik u een kopje thee inschenken?

Slide 20 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Ik gaf mijn moeder een kus.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Ivo gaf Mascha een klap in haar gezicht.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Gisteren stond de wijkagent bij ons voor de deur.

Slide 23 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

De meester heeft Lize de moeilijke som uitgelegd.

Slide 24 - Open vraag

Aan de slag
Ga naar Nieuw Nederlands online --> planning -->  
Lockdown week 2: 11 t/m 15 januari 2021 --> t/m opdracht 8

Kies een opdracht waar je fouten in gemaakt hebt.
Maak deze opdracht nog een keer.

Stel vragen in de chat (mircofoon uit, camera aan)

Slide 25 - Tekstslide

GPW Ne = wo. 27 jan. 10.30-11.15
Stof:
Grammatica zinsdelen H1, 3 en 4 blz. - 28-29, 80-81, 106-107
+
online opdrachten en uitleg Grammatica zinsdelen H1, 3 en 4

Slide 26 - Tekstslide