In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 10 min
Onderdelen in deze les
Toets H2
Tweede wereldoorlog
Slide 1 - Tekstslide
Je hebt voor deze toets 40 min.
De toets bestaat uit 34 vragen.
Problemen? Dan kun je mij bereiken via teams.
Succes!!!!
Slide 2 - Tekstslide
Welke actie van de NSDAP was niet in strijd met het verdrag van Versailles?
A
Inlijving van Oostenrijk bij Duitsland
B
Invoering van de dienstplicht
C
Afsluiten van niet-aanvalsverdrag met de SU
D
Legering Duitse troepen in het Rijnland
Slide 3 - Quizvraag
Welke gebeurtenis was aanleiding voor Chamberlain Daladier, Mussolini en Hitler om in 1938 in München bijeen te komen?
A
Het bekend worden van de eis van Hitler om Sudetenland in te lijven
B
De inlijving van Oostenrijk bij Duitsland
C
De legering van Duitse troepen in het Rijnland
D
De uitbreiding van het Duitse leger
Slide 4 - Quizvraag
Wat was de aanleiding tot de Tweede Wereldoorlog?
A
De houding van Engeland en Frankrijk
B
De inval van Hitler in Polen
C
Het verdrag van Versailles
D
De zwakheid van de Republiek van Weimar
Slide 5 - Quizvraag
Wereldoorlog: Welke mening komt waarschijnlijk niet (of niet vaak) voor bij de onderzoekers?
A
Een oorlog was onvermijdelijk omdat Hitler leefruimte zocht.
B
De Engelse en Franse leiders schrokken pas te laat wakker.
C
De Oost-Europese landen waren te slecht bewapend.
D
Stalin maakte voor Hitler de weg vrij om Polen binnen te vallen.
Slide 6 - Quizvraag
Welke zin is onjuist?
A
Engeland en Frankrijk waren in het begin van WO II onvoldoende voorbereid op de nieuwe wijze van oorlogvoering van het Duitse leger.
B
Churchill leverde een belangrijke bijdrage aan de goede samenwerking tussen de geallieerde leiders.
C
Bij een groot deel van de bevolking in de bezette gebieden had de Duitse radiopropaganda succes.
D
Strooibiljetten werden in WO II op grotere schaal gebruikt dan in WO I.
Slide 7 - Quizvraag
Wanneer begon de Tweede Wereldoorlog in Nederland?
A
4 mei 1940
B
5 mei 1940
C
10 mei 1940
D
15 mei 1940
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de aanleiding tot de capitulatie van het Nederlandse leger al na vijf dagen oorlog?
A
De Nederlandse regering was naar Engeland vertrokken.
B
Het leger was niet goed voorbereid op een moderne oorlog.
C
Het Nederlandse leger was kleiner dan het Duitse leger.
D
De Nederlandse opperbevelhebber was bang dat na Rotterdam ook andere steden gebombardeerd zouden worden.
Slide 9 - Quizvraag
Welke zin is juist? Nederland werd tijdens de bezetting bestuurd door de Duitse rijkscommissaris in samenwerking met:
A
het Duitse leger.
B
Duitse bestuursambtenaren.
C
Nederlandse bestuursambtenaren.
D
Nederlandse en Duitse bestuursambtenaren.
Slide 10 - Quizvraag
Welke zin is onjuist? De Duitse bezetters wilden Nederland inschakelen bij de Duitse oorlogvoering door:
A
het werven van Nederlanders voor het Duitse leger.
B
Nederlanders te laten werken in de Duitse oorlogsindustrie.
C
het verwijderen van de Joden uit de samenleving.
D
levering van Nederlandse producten aan Duitsland.
Slide 11 - Quizvraag
Welke zin hoort niet bij de eerste fase (mei ’40 tot begin ’41) van de Duitse bezetting van Nederland?
A
De meeste politieke partijen in Nederland werden uitgeschakeld.
B
De bezetter hoopte dat de Nederlanders vrijwillig tot het nationaal-socialisme zouden overgaan.
C
Iedere mannelijke Nederlander kon opgeroepen worden om in Duitsland te gaan werken.
D
De meeste Nederlanders waren bereid om samen te werken met de bezetter.
Slide 12 - Quizvraag
Welke zin hoort niet bij de derde fase (voorjaar ’43 tot zomer/herfst ’44) van de Duitse bezetting van Nederland?
A
Voor verdere nazificatie was steeds minder aandacht.
B
De oorlogvoering stond op de eerste plaats.
C
Er werden steeds hardere maatregelen getroffen.
D
Bij het verzet bleef het om kleine groepen gaan.
Slide 13 - Quizvraag
Welke zin hoort niet bij de tweede fase (begin ’41 tot voorjaar ’43) van de Duitse bezetting van Nederland?
A
De illegale organisaties groeiden sterk.
B
Nederlanders werden gedwongen producten te leveren aan Duitsland.
C
Nederlanders werden gedwongen lid te worden van nazi-organisaties.
D
Joodse Nederlanders werden steeds meer geïsoleer
Slide 14 - Quizvraag
Welke zin hoort niet bij de vierde fase (zomer/herfst ’44 tot mei ’45) van de Duitse bezetting van Nederland?
A
De Nederlandse Unie werd verboden.
B
Vooral in de grote steden van het nog bezette gebied heerste hongersnood.
C
Het Duitse bestuur ging steeds meer over op het gebruik van terreur.
D
Het verzet nam in deze fase massale vormen aan.
Slide 15 - Quizvraag
Welke maatregel werd niet genomen tegen de Joden tijdens de Duitse bezetting van Nederland?
A
Alle Joden die in dienst waren van de overheid werden geregistreerd en ontslagen.
B
De Joden werden verplicht om in Duitsland te gaan werken.
C
In het verplichte persoonsbewijs werd bij de Joden een grote J aangebracht.
D
Joden moesten in het openbaar een gele ster op hun kleding dragen.
Slide 16 - Quizvraag
Welk verzet vond plaats als protest tegen de maatregelen die tegen de Joden genomen werden?
A
De Februari-staking van 1941
B
Dolle Dinsdag
C
De April/mei-stakingen in 1943
D
Sabo
Slide 17 - Quizvraag
Hieronder staan kenmerken van oorlogvoering.
Sommige horen bij de (1)Eerste Wereldoorlog, andere bij de (2) Tweede Wereldoorlog, weer andere bij (3)beide oorlogen.Sleep de kenmerken naar de juiste oorlog(en).
WO 1
WO 2
WO 1+2
Gebruik van penicilline
Groot enthousias-me aan het begin
Oorlog bij-na alleen in Europa
Snelheid door tanks en vliegtuigen
Massapro- ductie
van wapens
Bombar- dementen van steden
Invloed grote leiders
Uitgebreide illegale pers
Slide 18 - Sleepvraag
Sleep het juiste begrip naar de juiste uitleg.
Fascistische partij in Duitsland onder leiding van Hitler
De inlijving van Oostenrijk bij Duitsland in 1938
Oorlogvoering waarbij het doel was zeer snel en in enkele gerichte aanvallen de vijand uit te schakelen
Het wegvoeren van Joden naar vernietigings- kampen
Het veranderen van de samenleving in een nationaal-socialistische samenleving
Gewelddadige zoekactie tijdens WO II waarbij mensen van de straat of uit hun huis werden gehaald om als arbeidskracht in Duitsland te gaan werken
NSDAP
Blitzkrieg
Deportatie
Anschluss
Razzia
Nazificatie
Slide 19 - Sleepvraag
Bekijk deze afbeelding goed.
Op de volgende dia komt hierover een vraag.
Je kunt terug bladeren naar deze blz.
Slide 20 - Tekstslide
Noem 2 overeenkomsten tussen deze partij en de NSDAP, die je kunt herkennen in de bron.
Slide 21 - Open vraag
Goed of fout? De Geallieerden namen veel van de strijdwijze van de Duitsers over.
A
Goed
B
Fout
Slide 22 - Quizvraag
Goed of fout?
De Duitse bezetter betrok Nederland en de Nederlanders bij de oorlogvoering.
A
Goed
B
Fout
Slide 23 - Quizvraag
Goed of fout? De Duitse bezetter wist dat de Nederlanders onder dwang voor het nationaal-socialisme gewonnen moesten worden.
A
Goed
B
Fout
Slide 24 - Quizvraag
Goed of fout? Engeland produceerde bijna tweederde van de het militaire materieel van de Geallieerden
A
Goed
B
Fout
Slide 25 - Quizvraag
Goed of fout? Tijdens de bezetting hoefde de Nederlandse politie niet mee te doen aan de Jodenvervolging.
A
Goed
B
Fout
Slide 26 - Quizvraag
Goed of fout? Roosevelt liet de strategie en tactiek over aan zijn generaals.
A
Goed
B
Fout
Slide 27 - Quizvraag
Goed of fout? Het Duitse leger maakte in het begin van WO II beter gebruik van tanks en vliegtuigen dan de tegenstanders.
A
Goed
B
Fout
Slide 28 - Quizvraag
Goed of fout? Er kwam een einde aan de overheersing van Indonesië door Nederland
A
Goed
B
Fout
Slide 29 - Quizvraag
Zet de gebeurtenis op volgorde. Wat eerst gebeurde eerst.
‘Anschluss’ van Oostenrijk
Begin WO II
Slag bij Stalingrad
Bezetting Nederland
Aanval op Pearl Harbor
Legering Duitse troepen in het Rijnland
Slide 30 - Sleepvraag
Zet de juiste naam bij de juiste persoon.
Anne Frank
Stalin
Chamberlain
Churchill
Roosevelt
Hitler
Slide 31 - Sleepvraag
beantwoord deze vragen in de volgende dia.
Over welke gebeurtenis gaat deze bron?
Waaraan zie je dit?
Welke fase was dit?
Slide 32 - Tekstslide
Over welke gebeurtenis gaat deze bron? Waaraan zie je dit?
Slide 33 - Open vraag
Over welke fase in Nederland gaat deze bron?
A
fase 1
B
fase 2
C
fase 3
D
fase 4
Slide 34 - Quizvraag
beantwoord deze vragen in de volgende dia.
Over welke gebeurtenis gaat deze bron?
Waaraan zie je dit?
Welke fase was dit?
Slide 35 - Tekstslide
Over welke gebeurtenis gaat deze bron? Waaraan zie je dit?
Slide 36 - Open vraag
Over welke fase in Nederland gaat deze bron?
A
fase 1
B
fase 2
C
fase 3
D
fase 4
Slide 37 - Quizvraag
beantwoord deze vragen in de volgende dia.
Over welke gebeurtenis gaat deze bron?
Waaraan zie je dit?
Welke fase was dit?
Slide 38 - Tekstslide
Over welke gebeurtenis gaat deze bron? Waaraan zie je dit?
Slide 39 - Open vraag
Over welke fase in Nederland gaat deze bron?
A
fase 1
B
fase 2
C
fase 3
D
fase 4
Slide 40 - Quizvraag
Toets is klaar!
En nu?
Heb je alles ingevuld?
Wil je nog iets nakijken?
Druk op het kruisje rechtsonder(naast de pijltjes)