6. Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord

Startopdracht
Ontleed de volgende zin: pv, ow, wg/ng, lv

Zo kunnen ze hun vijand tijdig signaleren. 

Ze zijn onafscheidelijk. 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht
Ontleed de volgende zin: pv, ow, wg/ng, lv

Zo kunnen ze hun vijand tijdig signaleren. 

Ze zijn onafscheidelijk. 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel

- Ik kan zelfstandige, koppel- en hulpwerkwoorden herkennen. 

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
1. Sofie zingt een prachtig lied.
2. De zandkoekjes zijn heel erg lekker.

In zin 1 is 'zingt' een zelfstandig werkwoord. Een zww geeft aan wat iets/iemand doet of overkomt.
In zin 2 is 'zijn' géén zww. 'De zandkoekjes' doen of overkomen niet iets, ze zíjn iets: 'heel erg lekker'. Er zit een naamwoordelijk gezegde in de zin. Het koppelwerkwoord 'zijn' koppelt hier een eigenschap 'heel erg lekker' aan het onderwerp.

Slide 3 - Tekstslide

Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
- Als er maar één werkwoord in de zin staat, is dat een      
   zelfstandig óf een koppelwerkwoord (zww of kww).
- Als de zin een wg bevat (het onderwerp doet/overkomt iets),   
   staat er een zww in.
- Als de zin een ng bevat (het onderwerp
   is/wordt/blijft/blijkt/lijkt/schijnt iets), staat er een kww in.

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
- Ook als er meerdere werkwoorden zijn, moet je bepalen of 
   je te maken hebt met een wg of een ng.
- Het zww of kww staat meestal achteraan in de zin.
- Overige werkwoorden zijn hulpwerkwoord (hww).
- Bij meerdere werkwoorden is pv altijd hww. 

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
>> Sofie heeft prachtig gezongen.
                   hww                          zww

>> De zandkoekjes zijn heel erg lekker geweest
                                       hww                                    kww

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
Benoem op de volgende dia's het werkwoord dat tussen haakjes staat.

Slide 7 - Tekstslide

Judith heeft gisteravond groentesoep (gekookt).
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
koppelwerkwoord (kww)
C
hulpwerkwoord (hww)

Slide 8 - Quizvraag

Max (lijkt) winnaar van het toernooi te worden.
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
koppelwerkwoord (kww)
C
hulpwerkwoord (hww)

Slide 9 - Quizvraag

Vorige week heeft Silvan een mooie foto van een regenboog (gemaakt).
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
koppelwerkwoord (kww)
C
hulpwerkwoord (hww)

Slide 10 - Quizvraag

Mijn zus (is) al jaren administratiemedewerker bij de gemeente.
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
koppelwerkwoord (kww)
C
hulpwerkwoord (hww)

Slide 11 - Quizvraag

De maan (schijnt) op pakjesavond altijd door de bomen.
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
koppelwerkwoord (kww)
C
hulpwerkwoord (hww)

Slide 12 - Quizvraag

In de winter willen Suze en Mitch graag gaan (schaatsen).
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
koppelwerkwoord (kww)
C
hulpwerkwoord (hww)

Slide 13 - Quizvraag

(Hebben) jullie gisteren ook naar die documentaire gekeken?
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
koppelwerkwoord (kww)
C
hulpwerkwoord (hww)

Slide 14 - Quizvraag

Robin wil later ambulancechauffeur (worden).
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
koppelwerkwoord (kww)
C
hulpwerkwoord (hww)

Slide 15 - Quizvraag

Ik kan zww, kww en hww in een zin aanwijzen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Aan de slag! 
Opdracht 1
Opdracht 2: Onderstreep alle werkwoorden(in je boek). Zet boven elk werkwoord de juiste naam: zww, kww, hww

Tijd over? Maak opdracht 4. 

Slide 17 - Tekstslide