Heden verleden toekomst hoofdstuk 1

Heden verleden toekomst
hoofdstuk 1
De prijs van tijd

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Heden verleden toekomst
hoofdstuk 1
De prijs van tijd

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel

Aan het eind van deze les kan jij: 
  1. uitleggen dat de tijd een waarde heeft en een onderscheid maken tussen de algemene prijs van tijd en de individuele prijs van tijd
  2. de rol van reporente en deposito rente verklaren
  3. het verschiltussen voorraadgrootheden en stroomgrootheden toelichten


Slide 2 - Tekstslide

Individuele prijs van tijd
Het ongemak van uitstellen van een aankoop
De prijs van tijd (=rente)
        
            Algemene prijs                  vermogensmarkt door vraag (leners) en aanbod                                                                                                                                             (spaarders) 
                 reporente ( banken lenen bij centrale bank)
                 depositorente (banken sparen bij centrale bank)

             Individuele prijs van tijd (afhankelijk van iemands                                                                          voorkeur)

                                        Hoge tijdsvoorkeur: Nu besteden (mensen die risicoavers zijn)
                                        Lage tijdsvoorkeur : later besteden

Voorraadgrootheid                        Stroomgrootheid
( spaargeld of leningbedrag)         (ontvangen of betaalde rente)
 (vast moment )                                      (over een periode)

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de waarde van tijd?

Tot nu toe in M1,2,3: 
iedere ruil vond meteen plaats, er werd niet geruild over de tijd!

Wat wordt er geruild? 
Consumptie        naar voren halen = lenen)
                                uitstellen (=sparen)



Slide 4 - Tekstslide



Inflatie = stijging algemeen prijspeil
           Gevolg: geld wordt minder waard

           Oorzaken: - Meer geld in omloop ( door monetair beleid)
                              - Vraag > aanbod (door conjunctuur)
                              - Stijging kosten (vb loonkosten of olie)



Slide 6 - Tekstslide

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
  • (getal van nieuw jaar : getal van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

  • Wat is indexcijfer van 2013, 2015 en 2016?
timer
2:00

Slide 7 - Tekstslide

timer
10:00
Examenbundel opgave 1 blz 113

Wat moet je weten?
  • oorzaak :rente hypotheek
     gevolg : vraag naar woningen
    (Rente stijgt-> lenen wordt duur->vraag woningen daalt)
  • reële waarde wordt beïnvloed door
    de inflatie.
    inflatie->met hetzelfde bedrag minder kopen

zelfstandig: de opgave maken

Bespreken:
over 10 minuten 

Klaar? opgave 2 blz 114

Slide 8 - Tekstslide

Wat vind je moeilijk?
timer
3:00

Slide 9 - Tekstslide

Welke factor bepaalt niet de individuele prijs van tijd?

A
Individuele voorkeur
B
Algemene prijs van tijd
C
Mate van risico-aversie
D
Type product

Slide 10 - Quizvraag

Startende ondernemers hebben doorgaans een .... individuele prijs van tijd
A
Lage
B
Hoge
C
Geen van beiden

Slide 11 - Quizvraag

Mensen met een hoge individuele prijs van tijd zijn risico-avers
A
onjuist
B
juist

Slide 12 - Quizvraag

De algemene prijs van tijd is 5%, je individuele prijs van tijd is 3%
A
je gaat sparen
B
je gaat lenen

Slide 13 - Quizvraag

De individuele prijs van tijd is ...
A
voor iedereen hetzelfde
B
gelijk aan de rente
C
hoger voor een 'ongeduldiger' iemand
D
gelijk aan het consumentensurplus

Slide 14 - Quizvraag

Welke factor bepaalt niet de individuele prijs van tijd?

A
Individuele voorkeur
B
Algemene prijs van tijd
C
Mate van risico-aversie
D
Type product

Slide 15 - Quizvraag



welke vragen heb je nog over de leerdoelen:
1. je kunt uitleggen dat tijd een waarde heeft en onderscheid maken tussen algemene prijs van tijd en individuele
2. Je kunt de rol van reporente en deposito rente verklaren
3. Je kunt het verschil tussen voorraadgrootheden en stroomgrootheden toelichten

Slide 16 - Open vraag