Heb ik het begrepen? Module 4 Hoofdstuk 1

Heb ik het begrepen? 
Module 4 Hoofdstuk 1
  • Er volgen 15 vragen
  • Doe me en vul de vragen in
  • Check voor jezelf!

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Heb ik het begrepen? 
Module 4 Hoofdstuk 1
  • Er volgen 15 vragen
  • Doe me en vul de vragen in
  • Check voor jezelf!

Slide 1 - Tekstslide




Vraag 1/15
Wat wordt er gemeten met het CPI?
A
Het monetaire beleid
B
De inflatie
C
De verschillende stroomgrootheden
D
De verschillende voorraadgrootheden

Slide 2 - Quizvraag




Vraag 2/15
Hoe heet de rente die de banken aan de centrale bank betalen als zij geld lenen?
A
Depositorente
B
Vermogensrente
C
Reporente
D
Hypotheekrente

Slide 3 - Quizvraag


Vraag 3/15
Wat is een voorbeeld van een stroomgrootheid?
A
Rente
B
Spaargeld
C
Grondstoffen
D
Bedrijfsauto's

Slide 4 - Quizvraag


Vraag 4/5
Wat is een voordeel van sparen?
A
Het uitstellen van consumptie
B
Het ontvangen van rente
C
Genot van consumptie

Slide 5 - Quizvraag




Vraag 5/15
Wat is een voorbeeld van een voorraadgrootheid?
A
Beleggingen
B
Bedrijfswinst
C
Pensioenopbouw

Slide 6 - Quizvraag




Vraag 6/15
Welke stroomgrootheid hoort bij een staatschuld?
A
Inkomen
B
Begrotingstekort of -overschot
C
Resultatenrekening

Slide 7 - Quizvraag




Vraag 7/15
Stel je voor dat je op 1 januari €150 spaargeld op de bank hebt. Je koopt in januari nieuwe sneakers voor €150.

Is de stroomgrootheid positief, neutraal of negatief in dit bovenstaande voorbeeld?

A
Positief
B
Neutraal
C
Negatief

Slide 8 - Quizvraag




Vraag 8/15
De centrale bank werkt met een reporente en een depositorente.
Is de reporente hoger dan de depositorente? 

A
Ja, de reporente is hoger dan de depositorente
B
Nee, de reporente is gelijk aan de depositorente
C
Nee, de reporente is lager dan de depositorente

Slide 9 - Quizvraag




Vraag 9/15
Wat is risico-aversie?

A
Geen risico willen nemen
B
Veel risico willen nemen
C
Willen spelen met risico

Slide 10 - Quizvraag




Vraag 10/15
Wat is intertemporele ruil?
A
Het bevorderen van inflatie
B
Het ruilen van goederen tegen goederen
C
Het verplaatsen van de koopkracht in de tijd

Slide 11 - Quizvraag




Vraag 11/15
Wat doet iemand die een hoge tijdsvoorkeur voor consumptie heeft?
A
Lenen
B
Sparen

Slide 12 - Quizvraag




Vraag 12/15
De Europese Centrale Bank (ECB) verhoogt de rente. Wat wil de ECB hiermee bereiken?
A
Toename vraag
B
Afname inflatie
C
Toename aanbod

Slide 13 - Quizvraag




Vraag 13/15
Waarom zet de Europese Centrale Bank (ECB) haar kredietkraan open?
A
Om economische activiteiten te laten toenemen
B
Om inflatie tegen te gaan
C

Slide 14 - Quizvraag




Vraag 14/15
Wat is het partiële indexcijfer?
A
Het indexcijfer van een groep van producten of van 1 product.
B
Het indexcijfer van het goederenmandje van het CPI.
C
De inflatie die berekend wordt vanuit de basisinflatie voor een gezin.

Slide 15 - Quizvraag




Vraag 15/15
Wat is een samengesteld gewogen prijsindexcijfer?
A
Een indexcijfer voor meerdere producten waarin alle producten even zwaar meetellen.
B
Een indexcijfer voor meerdere producten waarin NIET alle producten even zwaar meetellen.
C
Een index cijfer voor 1 soort product bijvoorbeeld bier.

Slide 16 - Quizvraag