H8.3 en H8.4 B2HV

  • Je schrift 
  • Pen en potlood 
  • Rekenmachine
Pak alvast:
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

  • Je schrift 
  • Pen en potlood 
  • Rekenmachine
Pak alvast:

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we deze les doen?
  1. Herhaling: Theorie H8.3                                                         (5 min)
  2. Herhaling: Rekenopdrachten H8.2 & H8.3                        (30 min)
  3. Zelfstandig: H8.4 Geluidsterkte                                           (20 min)
  4. Zelfstandig: Opdracht 1 t/m 10                                              (20 min)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De tijdbasis is ingesteld op 0,2 ms/div.

Bepaal de frequentie van deze testtoon.
A
f = 200 Hz
B
f = 5 Hz
C
f = 500 Hz
D
f = 1000 Hz

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

..
Opdracht 8
De tijdbasis is ingesteld op 0,2 ms/div.
Bepaal de frequentie van deze testtoon.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel trillingen zal Julia op het scherm zien als ze de tijdbasis instelt op 1 ms/div?
A
2
B
5
C
10
D
20

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de trillingstijd van een trilling met een frequentie van 50 Hz
A
T = 0,020 s
B
T = 5,0 s
C
T = 0,050 s
D
T = 2,0 s

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op een stemvork staat ‘440 Hz’. Bereken de trillingstijd van deze stemvork in milliseconden.

A
T = 0,023 s
B
T = 2,3 ms
C
T = 0,44 ms
D
T = 0,044 s

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een hoge pieptoon heeft een trillingstijd van 0,25 ms. Bereken de frequentie in kilohertz.
A
T = 0,023 s
B
T = 2,3 ms
C
T = 0,44 ms
D
T = 0,044 s

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijk deze paragraaf
  1. Amplitude
  2. Decibelschaal
  3. Gehoordrempel en pijngrens
  4. Rekenen met decibellen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt uitleggen wat het verband is tussen de geluidssterkte en de amplitude van een trilling
Geluidssterkte en Amplitude
  • De geluidssterkte geeft aan hoe hard het geluid is dat door de geluidsbron wordt geproduceerd;
Demo 10 - verband tussen de amplitude van een geluidstrilling en de sterkte van het geluid.

Slide 11 - Tekstslide

Sluit de microfoon aan op de oscilloscoop. Zet de stemvork voor de microfoon. Sla de stemvork aan. Vraag aan de leerlingen wat ze opvalt aan het geluid en aan het beeld op het scherm van de oscilloscoop.
Eventueel kun je ook laten zien hoe de oscilloscoop andere tonen weergeeft die langzaam wegsterven (zoals het geluid van een aangeslagen gitaarsnaar).
Je kunt uitleggen wat het verband is tussen de geluidssterkte en de amplitude van een trilling
Geluidssterkte en Amplitude
  1. De geluidssterkte wordt bepaald door de amplitude
  2. Hoe harder een geluid, hoe groter de amplitude



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt uitleggen hoe de geluidssterkte afhangt van de afstand tot de geluidsbron.
Geluidssterkte 
  • De eenheid van geluidssterkte is de decibel (dB);
  • 0 dB is de gehoordrempel. (Dat betekend niet dat er geen geluid is)
  • Geluidsterkte hangt af van de afstand tot de geluidsbron 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt beschrijven dat de gehoordrempel en de pijngrens afhangen van de frequentie 
  • De gehoordrempel is de geluidssterkte waarbij je het geluid net begint te horen;
  • De gehoordrempel hangt af van de frequentie;
  • Je gehoor is het meest gevoelig voor tonen rond 4000 Hz
  • Ook je pijngrens hangt af van de frequentie.
Gehoordrempel en pijngrens 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt beschrijven dat de gehoordrempel en de pijngrens afhangen van de frequentie 
Vraag: 
Twee tonen hebben allebei een geluidssterkte van 10 dB. Toon 1 heeft een frequentie van 10000 Hz en toon 2 een frequentie van 500 Hz.

  1. Welke van de twee tonen wordt het sterkst waargenomen? 
Gehoordrempel en pijngrens 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen de dB(A) en de dB-schaal.
  • Omdat de gevoeligheid van je oren niet hetzelfde is voor alle frequenties, hebben decibelmeters een A-filter;
  • Dit filter maakt de meter minder gevoelig voor lage en erg hoge frequenties;
  • De meter kan zo de geluidssterkte nabootsen zoals we die met onze oren waarnemen.
dB(A) en dB-schaal

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt berekeningen maken met het verband tussen geluidssterkte en het aantal geluidsbronnen
Rekenen met decibellen
  • Als het aantal geluidsbronnen verdubbelt, wordt het geluid niet twee keer zo luid!
  • De decibelschaal sluit aan bij hoe mensen geluid waarnemen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt berekeningen maken met het verband tussen geluidssterkte en het aantal geluidsbronnen
Rekenen met decibellen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt berekeningen maken met het verband tussen geluidssterkte en het aantal geluidsbronnen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt uitleggen hoe een audiogram gemaakt wordt
Audiogrammen
  • Een grafiek waarop je kunt zien hoe jou gehoor functioneert, vergeleken met een normaal gehoor. 
  • De groene lijn is een perfect normaal gehoor
  • De rode lijn is van iemand die afwijkingen toont tot 50 dB

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt uitleggen hoe een audiogram gemaakt wordt
Audiogrammen
Vraag:
  1. Hoe groot moet de geluidsterkte van een toon van 5000 Hz zijn zodat de patiënt (figuur rechts onder) de toon kan horen? 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt uitleggen hoe een audiogram gemaakt wordt
Audiogrammen
  • Een grafiek waarop je kunt zien hoe jou gehoor functioneert, vergeleken met een normaal gehoor. 
  • De groene lijn is een perfect normaal gehoor
  • De rode lijn is van iemand die afwijkingen toont tot 50 dB
Bij de test krijg je een toon te horen via een koptelefoon, bijvoorbeeld van 250 Hz. Eerst is die toon onhoorbaar zacht, maar daarna wordt hij steeds luider. Op het moment dat je de toon kunt horen, geef je een teken aan de audioloog. Zo wordt je gehoordrempel voor een toon van 250 Hz bepaald (de geluidssterkte waarbij je die toon net kunt horen). Daarna gebeurt hetzelfde voor een aantal andere frequenties.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt berekeningen maken met het verband tussen geluidssterkte en het aantal geluidsbronnen.
Rekenen met decibellen
Op 10 m afstand van een concertpodium is de geluidsterkte van een piano 72 dB. Één violist produceert op dezelfde afstand een geluidsterkte van 60 dB. 
De componist van een muziekstuk wil dat de vioolpartij even hard klinkt als de piano. 
Hoeveel violisten moet hij laten spelen?

Maak deze opdracht in je schrift.
Als het aantal geluidsbronnen twee keer zo groot wordt, neemt de geluidsterkte met 3 dB toe.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt berekeningen maken met het verband tussen geluidssterkte en het aantal geluidsbronnen.
Rekenen met decibellen
In een voetbalstadion wordt op de middenstip de geluidssterkte gemeten. Als er duizend mensen aan het juichen zijn, geeft de decibelmeter 80 dB aan.
Schat hoe groot de geluidssterkte ongeveer zal zijn als er honderdduizend mensen aan het juichen zijn.

Maak deze opdracht in je schrift.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt berekeningen maken met het verband tussen geluidssterkte en het aantal geluidsbronnen.
Rekenen met decibellen
Op 10 m afstand van een concertpodium is de geluidsterkte van een piano 72 dB. Één violist produceert op dezelfde afstand een geluidsterkte van 60 dB. 
De componist van een muziekstuk wil dat de vioolpartij even hard klinkt als de piano. 
Hoeveel violisten moet hij laten spelen?
Antwoord:
1 = 60 dB
2 = 63 dB
4 = 66 dB
8 = 69 dB
16 = 72 dB
Als het aantal geluidsbronnen twee keer zo groot wordt, neemt de geluidsterkte met 3 dB toe.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt berekeningen maken met het verband tussen geluidssterkte en het aantal geluidsbronnen.
Rekenen met decibellen
In een voetbalstadion wordt op de middenstip de geluidssterkte gemeten. Als er duizend mensen aan het juichen zijn, geeft de decibelmeter 80 dB aan.
Schat hoe groot de geluidssterkte ongeveer zal zijn als er honderdduizend mensen aan het juichen zijn.



Antwoord:
1000 = 80 dB
2000 = 83 dB
4000 = 86 dB
8000 = 89 dB
16000 = 92 dB
32000 = 95 dB
64000 = 98 dB
128000 = 101 dB



Ongeveer 100 dB want: 
64000 = 3 dB 
1 dB = 64000/3 = 21333 dB
128000 - 21333 = 106667 mensen
106667 = 100 dB
100000 ≈ 100 dB


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
  1. Zelfstandig: Oefenopdrachten                                              (30 min)
  2. Zelfstandig: Lezen H8.4                                                           (10 min)
  3. Zelfstandig: Opdrachten H8.4 (1 t/m 10)                              (30 min)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies