Paragraaf 4.4 Opkomst van Liberalen

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
Huiswerk

1. Recap
2. liberalisme en conservatisme 
3. 1848

Slide 2 - Tekstslide

bekijk de bron:
- Welke twee klassen worden hier afgebeeld?
- Wat wil de tekenaar duidelijk maken?

Slide 3 - Open vraag

Splijting van de derde stand
- Rijke burgers -> Industriële. 

- Arme boeren -> Arbeiders. 

Arbeiders hebben geen keus en gaan werken
voor de industriëlen

Slide 4 - Tekstslide

Waarover discussiëren politieke partijen of stromingen?

Slide 5 - Open vraag

Politieke stroming  ≠  klasse
Politieke stroming: Hoe jij vind dat het land bestuurd moet worden. 

Hoe moet de regering eruit zien ?

Welke rol moet de regering spelen? 

Twee belangrijke politieke stromingen:
  • Liberalisme
  • Conservatisme

Slide 6 - Tekstslide

Conservatisme

Conserveren = behouden

Conservatisme = Willen alles behouden zoals het is. 

Ideale staat: 'Nachtwakersstaat' of 'kleine staat'

Staat is er om grenzen en wetten te beschermen, verder doet het zo min mogelijk. 



Slide 7 - Tekstslide

Welke staatvorm vinden de conservatieve het beste? 


A) Monarchie (hand in de lucht)

B) Democratie (twee handen op de tafel) 

Slide 8 - Tekstslide

Liberalisme

 Staat moet niet alleen veiligheid garanderen maar ook een bepaalde bestaanszekerheid
(Kleine overheid)
Staat moet zich tot zekere hoogte bemoeien met de burgers


Slide 9 - Tekstslide

Liberalisme
Willen vrijheid! 

Wat betekend vrijheid voor de eerste liberalen?


Slide 10 - Tekstslide

Welke staatvorm vinden de conservatieve het beste? 


A) Monarchie (hand in de lucht)

B) Democratie (twee handen op de tafel) 

Slide 11 - Tekstslide

Hoe was het geregeld in NL?
Koning
Parlement
Koning kan parlement ontbinden als ze hem tegenspreken
Absolute macht in praktijk
Weinig (geen) macht in praktijk

Slide 12 - Tekstslide

Willem I -> Willem II (1840)
- Nieuwe koning is moderner, maar niet dom.

- 1844 Thorbecke (liberaal) komt met 
voorstel nieuwe grondwet.




Johan Rudolph Thorbecke:
Hoogleraar Leiden en liberaal kamerlid. Bekend geworden als de schrijver van de Nederlandse grondwet

Slide 13 - Tekstslide

Willem II (1848)
- Revolutie jaar 1848

- Willem II ziet de bui hangen en vraagt Thorbecke een nieuwe
grondwet te schrijven

Willem II voor het parlement:
'ik ben in één nacht van conservatief
tot liberaal geworden'

Slide 14 - Tekstslide

Grondwet van Thorbecke
- Tot de dag van vandaag de Nederlandse grondwet. 

Wat schrijft Thorbecke op:
  • Tweede kamer wordt gekozen door het volk
  • Koning benoemt niet meer de eerste kamer 
  • Recht van amendement (wetswijziging) voor tweede kamer
  • Ministeriële verantwoordelijkheid (de ministers zijn verantwoordelijk voor het bestuur)

Het Nederlands koningschap is hiermee slechts nog een ceremoniële taak geworden

Slide 15 - Tekstslide

Censuskiesrecht
Alleen als je een bepaalt bedrag aan belasting betaald mag je stemmen. 

'Gemiddeld ging het om zo’n elf procent van de mannelijke inwoners van vijfentwintig jaar en ouder'

Slide 16 - Tekstslide

We gaan stemmen!


Werk samen (groepjes van twee) en beide jullie stemmen is steeds één stem waard. 

Jullie krijgen steeds twee minuten overleg tijd. 
Dan discussie tijd 
Dan stemmen we nog eens. 

Slide 17 - Tekstslide

Stelling 1
Een succesvol ondernemer heeft bewezen goed te kunnen denken en ondernemen en is daarom in staat betere beslissingen te maken over het bestuur van het land 


1. Eens 

2. Oneens
timer
2:00

Slide 18 - Tekstslide

Stelling 2
Thorbecke was:

1. Belangrijk voor de Nederlandse democratie

2. Heeft de democratie alleen opgezet voor zijn eigen gewin. 


timer
2:00

Slide 19 - Tekstslide

Stelling 3


1. Een arbeider was er in 1848 niets op vooruit gegaan

2. 1848 was op de lange termijn ook belangrijk voor de arbeiders 


timer
2:00

Slide 20 - Tekstslide

Stelling 4
Alleen mensen die kunnen bewijzen dat ze slim genoeg zijn mogen stemmen

1. Eens 

2. Oneens
timer
2:00

Slide 21 - Tekstslide